Charles Bovary aan het sterfbed van zijn vrouw |
Diezelfde middag, dat Keith mij het verhaal van de Notre-Dame de Paris vertelde, leerde hij mij ook een belangrijk iets over de romankunst, en wel: dat in elke goede roman het type moet voorkomen van wat hij betitelde als ‘de wezenloze student’. Dat is iemand die niet echt aan de handeling deelneemt, maar terzijde staat en commentaar geeft. In het boek van Victor Hugo is dat overduidelijk de figuur van Pierre Gringoire, eigenlijk de man die de meeste rechten kan doen gelden op de liefde van het zigeunermeisje Esmeralda, veel meer dan de gepersonifieerde geilheid in de figuur van de aartsdiaken Claude Frollo, of de gebochelde klokkenluider Quasimodo (geen pseudoniem maar de echte achternaam van de Siciliaanse dichter uit Modica, Salvatore Quasimodo, 1901-1968, Nobelprijs 1958). Maarten Dieben heeft gelijk – Quasimodo, die door Frollo is opgevoed en in bescherming genomen, vermoordt uiteindelijk zijn leermeester, als ze vanaf het dak van de Notre-Dame Esmeralda aan de galg zien hangen.
Salvatore Quasimodo (1901-1968) |
Eenzelfde mechanisme zien we bij Madame Bovary van Flaubert. Ik heb het altijd vreemd gevonden dat niet iedereen meteen doorheeft bij het lezen van dat vrolijke boek, dat het om een komische satire gaat van de kleinburgerij en de gevoelens die daarbij horen. In dit boek is de hoofdpersoon allerminst Madame Bovary zelf, een stuurloos en tamelijk zielloos personage, maar haar man Charles Bovary, met wie het boek dan ook begint: hij vervult in deze roman de rol van de ‘wezenloze student’, en het drama speelt zich af in zijn hart.
En dan de Russen... Een andere keer, graag.
Geerten Meijsing
Geen opmerkingen:
Een reactie posten