donderdag 27 december 2012

Triëst

In zijn essay ‘De wereldreus’ – opgenomen in Restletsels. Feuilletons 9 (2012) – maakt Jeroen Brouwers een onderscheid tussen goede en grote schrijvers: goede schrijvers leveren “goede, goed geschreven boeken waar mooie zinnen in staan”, terwijl grote schrijvers een oeuvre scheppen. De boeken van goed schrijvers, aldus Brouwers, “zijn eilanden, waar de grote schrijvers continenten voor ogen staan”. Mij dunkt, Geerten Meijsing is zo’n grote schrijver. In het geval van een dergelijke schrijver vormt elke nieuwe tekst een nieuw bouwsteentje, of meer, aan dat oeuvre – ik vervang hier Brouwers’ beeldspraak door een andere. Elke nieuwe tekst brengt het oeuvre als geheel scherper in beeld, levert herkenning van motieven, personages, topen en tropen. Maar ook oudere teksten krijgen na een tijdje weer een nieuwe glans, als ze ‘met de kennis van nu’ (late Balkenende) worden gelezen. Plotseling zie je zaken die je eerder niet opvielen of waar je eerder overheen las.
Van Como tot Syracuse. Reis door Italië met de grootste schrijvers en dichters (2005) las ik toen het uitkwam, naar ik nu moet vaststellen zonder al te veel aandacht. Moord & Doodslag was net verschenen, Stukwerk volgde al weer snel, en dat waren toch boeken die wat meer attentie vergden dan deze “Reis door de literatuur van Italië van de negende eeuw voor tot de eenentwintigste eeuw na Christus  aan de hand van fragmenten uit het fonds van Athenaeum – Polak & Van Gennep bijeen gelezen en bereisd door Geerten Meijsing”. Enigszins gechargeerd: een veredelde reclamefolder voor Athenaeum – Polak & Van Gennep, althans, zo leek het destijds.
Ook was ik in 2005, ik beken, nog nauwelijks in Italië geweest, en dat verhoogde het enthousiasme niet bepaald. Gisteren haalde ik Van Como tot Syracuse weer uit de kast en was aangenaam verrast, zoals dat heet, door Meijsing inleidende teksten bij elke reisbestemming. In de inleiding bij Triëst (blz. 47) vielen mij meteen een paar zaken op die Brouwers’ hierboven aangehaalde woorden in herinnering brachten – zaken die ook deze tekst van Meijsing tot een onmiskenbaar onderdeel van zijn oeuvre maken. Het ging om Michelstädter, Joyce en Kuifje.
Allereerst Michelstädter: “De schaduw van de jonge zelfmoordenaar Carlo Michaelstädter uit Gorizia hangt over het achterland [van Triëst; JvdW]”. Meijsing schrijft dus “Michaelstädter”, waarschijnlijk met Michael van Mander in zijn hoofd. Dat alleen al is de moeite van het opmerken waard. En daarna stok ik meteen: Carlo Michelstädter (1887-1910), schrijver, dichtere, kunstenaar en filosoof, pleegde op drieëntwintigjarige leeftijd zelfmoord. Ik ken hem uit andere teksten van Meijsing, dat weet ik zeker, maar welke?
Dan Joyce: “James Joyce schreef hier Ulysses en probeerde er een bioscoop te runnen om in leven te blijven”. Niet helemaal correct – Joyce deed in de periode dat hij in Triëst woonde inderdaad pogingen om een bioscoop uit te baten, maar dat was in zijn geboortestad Dublin. Triëst is trots op Joyce. Er zijn straten naar hem genoemd, er is een  Joyce-wandeling uitgezet, er is een minimaal Joyce-museum (waar je een aardige dvd over Joyce en Triëst kunt zien en kopen) en er zijn een paar foeilelijke standbeelden voor de Ierse schrijver opgericht. Meijsings ietwat vileine opmerking over Joyce, inclusief kleine afwijking van de feiten, past volledig in zijn houding ten opzichte van zijn voormalige voorbeeld: Joyce is een jeugdzonde die openlijk gebagatelliseerd wordt, maar die stiekem zijn sporen nog steeds nalaat. Zie hierover ook mijn stukje van 12 februari 2012 op deze website.
En tot slot natuurlijk Kuifje: “Misschien is het beste dat je over de stad kunt zeggen dat er nog restaurants zijn met de zware Mitteleuropäische Küche waar je Sauerbraten en Kaisersmarn kunt eten, om nog maar te zwijgen van de Balkanrestaurants met hun specialiteit: jongehondenbout in Syldavische saus”. Een letterlijk citaat uit het Kuifje-album De scepter van Ottocar, dat laatste. Wat moet ik daar nog over zeggen? Misschien dat het album niet voorkomt in Meijsings lijstje van de zeven beste Kuifje-albums dat hij in 1999 voor Humo opstelde (in ‘Virtuele tijdcapsule’, opgenomen in Hang- en sluitwerk), maar dat er wel uit geciteerd en naar verwezen wordt in onder meer Tussen mes en keel, Siciliaanse vespers en Literair 2011. Ook viel mijn oog net, bij het zoeken naar Michelstädter, op het begin van ‘Legendarische beren’ uit 2004, eveneens te vinden in Hang- en sluitwerk: “Wanneer ik me een voorstelling van Slovenië probeer te maken, zie ik de plaatjes van Syldavië voor me uit Kuifje”. Welke verwijzing weer rijmt met een citaat uit Michael van Mander: “Terwijl de trein (meloenen, kippen en gastarbeiders met transistorradio’s in de toiletten) door de Kuifjeslanden Syldavië en Bordurië reed, maakten Erwins gevoelens van onrust en onbehagen plaats voor een contemplatieve, bijna ernstige stemming ”. Een oeuvre, beslist!

Jack van der Weide

maandag 24 december 2012

Aangeraakt door Erwin


Zoals aangekondigd op de Erwindag op 5 october j.l. heeft Jan Keijser van Avalon Pers te Woubrugge een nieuwe uitgave bezorgd, Aangeraakt door Erwin. Het betreft een herdruk, in 90 exemplaren, van een fraai verhaal van Onno Blom uit 2002 over de heruitgave van de complete Erwin-trilogie in één band. Het boekje is geheel met de hand gezet, bibliofiel gedrukt op Velata avorio en met cahiersteek ingenaaid; het is prachtig verzorgd, een lust voor het oog.

        Gouden vrienden van stichting Vrienden van de Vorm hebben het werk inmiddels thuisgestuurd gekregen; andere vrienden en belangstellenden kunnen het boekje verkrijgen door overmaking van € 17,50 op rekening 6046134 ten name van stichting Vrienden van de Vorm (IBAN NL05INGB0006046134, BIC INGBNL2A). Vermeldt u s.v.p. uw adres, u krijgt het werk dan z.s.m. thuisgestuurd.

Bestuur van stichting Vrienden van de Vorm 

zondag 9 december 2012

Tirade

In Tirade nummer 446 (2012 nr. 5) staat onder het motto “Geen slechtere adressant voor de schrijversbrief dan de ambtenaar, de huisbaas of de proleterige bovenbuurman” een brief van Geerten Meijsing aan zijn Siciliaanse huisbaas en een door Meijsing vertaalde brief van Frederick Rolfe uit juni 1909 aan de Engelse consul in Venetië, met een verzoek tot repatriëring. Andere brieven in dit nummer zijn van Jamal Ouariachi, Frits Abrahams, Christiaan Weijts, Ester Naomi Perquin en Charlotte Mutsaers. Verder teksten van onder meer Jabik Veenbaas en Carel Peeters, en poëzie van Peter Drehmanns, Eva Gerlach en Aad Nuis. Zie http://www.tirade.nu; het nummer is ook via die website te bestellen. Uit de brief van Meijsing: “U was een fijne huisbaas. Gaarne onderhoud ik zo min mogelijk contact met huisbazen en huizenbezitters, aangezien ik zelf tot de onderklasse der huurlingen behoor. Dat ik nu contact met u moet zoeken, u bent gewaarschuwd, voorspelt weinig goeds”.
 
Jack van der Weide

woensdag 5 december 2012

Mr. J. Meijsing, gemeentesecretaris


Marten Buschman, voormalig klasgenoot van Geerten Meijsing, trof al bladerend in de archieven van het Haarlems Dagblad dit artikel aan. Hij liet de foto's vergezeld gaan van de onderstaande tekst. De schrijver, desgevraagd, kon zich van de afgebeelde gelegenheid niet veel herinneren.

"Op de foto zien we drie kinderen van mr. J. (Joep) Meijsing. De vader van Geerten Meijsing was jaren lang gemeentesecretaris van Haarlem. Van januari 1968 tot en met 1984. In januari is hij geïnstalleerd in de Gravenzaal te Haarlem. Zijn vrouw en kinderen waren aanwezig. De fotograaf van het Haarlems Dagblad heeft niet alleen de nieuwe functionaris, maar ook de familie op de foto gezet en in het dagblad gepubliceerd.

Hoewel meer dan vijftien jaar de hoogste ambtenaar in Haarlem, was zijn functie niet publiciteitsgericht, maar vooral zorgen - op de achtergrond - dat het College van B & W zijn werk naar behoren verrichtte. Zijn drie kinderen, Doeschka, Geerten en Joep, zitten daar als ‘kind van’, maar laten zich na 1968 niet zo stil wegzetten als hun vader. Die is nu ‘vader van’ geworden!"