zaterdag 14 april 2012

De Volkskrant



Mijn hart sprong op toen ik in de Volkskrant van vandaag een foto aantrof van Geerten Meijsing. ‘Geerten Meijsing, vroeger en nu’ luidt het onderschrift. Inderdaad zien we naast het nog steeds blonde, maar wat zorgelijke hoofd van de schrijver een portret van hem als zijn jeugdige alter ego Erwin Garden: de stralende maar zelfmoordzwangere held van wat velen als zijn magnum opus beschouwen, de Erwin-trilogie.
Het bijbehorende stukje (‘Vrienden steunen Meijsing’) blijkt niet veel meer om het lijf te hebben dan een vaststelling van de verschijning van de Zendbrief aan de Vrienden van de Vorm, en een korte beschrijving van doel en methode van de stichting, waarbij een paar klinkende namen de aandacht moeten prikkelen en de nadruk ligt op Meijsings ‘precaire’ omstandigheden. De slotalinea luidt: ’En hij herhaalt zijn adagium: “literaire teksten verwijzen louter naar zichzelf”. Dat zullen de vrienden van de vorm beamen.’
Ik weet niet wat de dienstdoende scribent van de Volkskrant precies met die laatste opmerking bedoelt, en misschien is het mijn achterdocht, maar ik proef er een verwijzing in naar het eeuwige elitarisme, dat de pers altijd zo grif en gemakzuchtig in de mond neemt als het over Meijsing gaat. Alsof die niet hartverscheurend mooie en zeer toegankelijke boeken heeft geschreven! Toegegeven, wat Meijsing tot een geval apart maakt binnen onze letterkunde is dat er altijd meer is dan een toegankelijk verhaal: er resoneert een geweldige klankkast mee van Westerse cultuurgeschiedenis, de fabel is rijk omkleed met eruditie, bespiegeling en melancholie. U en ik vinden dat alleen maar een pluspunt, maar dat de tegenstanders talrijk en machtig zijn blijkt eens te meer uit de meest in het oog springende besprekingen in deze zaterdagse boekenbijlage. Die gaan over de stukjesschrijvers Bril en Snijders. Hoe korter hoe beter, zullen we maar zeggen.

Jan-Paul van Spaendonck