maandag 26 december 2011

Queneau

In 1983 verschijnt bij uitgeverij Peter van der Velden We zijn altijd te aardig voor vrouwen. Een Ierse roman van Sally Mara van Raymond Queneau. Het is de vertaling door Joyce & Co. van On est toujours trop bon avec les femmes. Un roman irlandais de Sally Mara (1947). Bijzonder aan deze uitgave is dat het hier de enige boekpublicatie van Joyce & Co. betreft die volledig op het conto van Kees Snel te schrijven is. Begin jaren tachtig begonnen de wegen van Meijsing en Snel zich te scheiden, wat onder meer gemarkeerd werd door Een meisjesleven van Eefje Wijnberg en Venetiaanse brieven en Calabrese dagboeken van Joyce & Co. – beide in feite soloprojecten van Meijsing. De auteursnaam ‘Joyce & Co.’ bleef voorlopig gehandhaafd, niet in de laatste plaats omdat het collectief als vertalers een zekere naam had opgebouwd.

Uit een werkbrief van 25 mei 1981 blijkt dat het Queneau-project een poging van Meijsing is om Snel als zelfstandig publicist op weg te helpen: “Voor jou goed nieuws: morgen ga ik naar Jeroen Koolbergen en sluit op jouw naam een contract af tegen het geldige honorarium van 7,9 per woord met de mogelijkheid tot een voorschot (waarover ik moet onderhandelen) voor Queneau, On est toujours trop bon avec les femmes, 150 bladzijden, moet wel ongeveer in september worden opgeleverd. Prima start voor jou, ik wil eventueel meehelpen met corrigeren.” Een week later bericht Meijsing dat het contract rond is: “Voor jou […] het Queneau-contract rondgemaakt: je moet er in sneltreinvaart doorheen kunnen gaan. Ik wil je er wel mee helpen, in ieder geval zal ik corrigeren. Ik hoop dat ik je hiermee een dienst heb bewezen en je een soort start heb gegeven voor de nieuwe formule.” Jeroen Koolbergen – tegenwoordig vooral bekend als filmproducent van bij voorbeeld Tirza (2010) – bevestigde desgevraagd de hierboven geschetste rolverdeling tussen de compagnons: “Ik meen me vaag te herinneren dat Kees de vertaling heeft gemaakt en Geerten hem heeft nagekeken.” Tekenend voor de ‘scheiding’ tussen Meijsing en Snel  is ook dat de Queneau-vertaling bij uitgever Peter van der Velden verschijnt, en niet bij de Arbeiderspers, de vast uitgeverij van Joyce & Co. sinds 1975. De wiskundige Queneau was bovendien een schrijver die de wiskundige Snel wel aansprak, maar van wiens werk Meijsing weinig moest hebben.

Pikant detail is dat We zijn altijd te aardig voor vrouwen, de enige boekpublicatie van Joyce & Co. waaraan Meijsing geen deel had, een grote schatplichtigheid aan James Joyce kent. De oorsprong van de naam van het collectief wordt door Meijsing min of meer als jeugdzonde beschouwd, maar in het geval van de Queneau-vertaling kwam die naam een keer mooi uit. De flaptekst refereert dan ook aan Joyce door te zeggen dat het om een roman gaat “met een aantal dubbele bodems en allusies (Finnegans Wake! is het wachtwoord)” en vermeldt vervolgens “De vertaling is van JOYCE & CO.”. De roman verwijst inderdaad duidelijk naar het werk van Joyce, in de setting (het postkantoor op de hoek van Sackville Street en Eden Quay in Dublin), de personages die soms rechtstreeks uit Ulysses komen (John Mac Cormack, Mat Dillon, Corny Kelleher) en zelfs letterlijk: als een van de personages laat vallen “Het is te merken dat je in het land van James Joyce bent” staat hierbij een noot van de auteur “Er is hier sprake van een licht anachronisme, maar Caffrey, een analfabeet, kon in 1916 niet weten dat Ulysses nog niet verschenen was”.

In de enige recensie die ik van de vertaling ken, door Manet van Montfrans (sic!) in NRC Handelsblad van 16 september 1983, wordt eveneens uitgebreid aandacht besteed aan het verband met het werk van Joyce: “Vol dubbel bodems en verwijzingen naar Ulysses en Finnegans Wake lijkt On est toujours trop bon avec les femmes op de eerste plaats een speelse hommage aan Joyce. Over de vertaling is Van Montfrans echter niet te spreken: “De Nederlandse versie van On est toujours trop bon avec les femmes wemelt van de fouten en slordigheden, terwijl de oogst aan leuke vondsten en goede oplossingen nogal mager is […]. Het is mij een raadsel hoe Joyce & Co., dat zich zo op zijn zorgvuldigheid en eruditie laat voorstaan, dergelijk kladwerk heeft kunnen afleveren”. De conclusie dat Snel kennelijk niet zonder Meijsing kon lijkt op grond van deze ene recensie wat voorbarig, maar feit is dat het bij dit soloproject is gebleven. Toen de vertaling verscheen behoorde het collectief Joyce & Co. al tot het verleden.


Jack van der Weide


maandag 19 december 2011

KERSTPIJP


De Avalon Pers te Woubrugge geeft elk jaar een kerstverhaal van Geerten Meijsing uit. Mooi verzorgd en liefdevol gedrukt op degelijk papier zoals dat een ambachtelijk drukker betaamt, en in stemmig rood verpakt. Alleen komt vreemd genoeg dat kerstcadeau voor de Meijsingminnaar nimmer op tijd. Op zijn vroegst in de late lente kunnen we lezen hoe Geertens vader vroeger de jaarlijkse kersteend klaarmaakte. Als ik die gang van zaken probeer te begrijpen kom ik op zoiets uit: in boekenland is men niet aan de gewone mensentijd gebonden, boeken zijn immers eeuwig. Televisieprogramma’s en krantencursiefjes hebben deadlines, maar in de wereld van de boekenmakers tellen die blijkbaar niet. We moeten zo’n jaarlijks kerstverhaal maar in retrospectief rond kerstmis situeren. Wat is een maand, een jaar, op de literaire eeuwigheid?

In het jaar onzes Heren 2008 ging het niet zo goed met mij. Ik liet het leven maar zo’n beetje op zijn beloop. Om mijn muzikale verantwoordelijkheden niet onder ogen te hoeven zien nam ik een baantje in een chique sigarenwinkel. Ik dronk te veel. Deze omstandigheden inspireerden Geerten ertoe het personage Pasquale uit Tussen mes en keel weer op te pakken: de succesvolle zanger van het Napolitaanse lied was inmiddels aan lager wal geraakt, speelde op tochtige straathoeken, en bekommerde zich eigenlijk alleen nog om zijn uitdijende pijpencollectie. Reve en Dickens en andere seizoensingrediënten kwamen eraan te pas en het leverde een pracht van een novelle op: De kerstpijp.
Ongeveer in dezelfde tijd waarin dat boekje het licht zag, in de nazomer van 2008 of daaromtrent, kreeg ik het idee om er een hoorspel van te maken. Dat kwam zo. Elk jaar met kerst stuurt onze familie een huisgemaakte cd rond. Die bevat liedjes van eigen hand en covers van bestaande muziek. Maar waarom dit jaar niet eens wat anders? Mijn kop stond toch al niet zo naar muziek. Geerten was enthousiast, Robert, met wie ik in het verleden menig hoorspel had gemaakt, ook. Mijn kinderen hadden geen bezwaar, die vinden die kerst-cd alleen achteraf leuk. Op het moment zelf moeten ze een elk jaar groeiende tegenzin overwinnen.
Op de zolderkamer van mijn zoon kwamen we bij elkaar. Geerten las geduldig en met veel verve zijn tekst voor. De handgebaren kregen wij erbij, die zijn op de schijf niet zichtbaar, maar wel te horen: in de natuurlijke accenten van de vertelstem. Een makkelijke klus was het niet. Geerten schrijft een ogenschijnlijk parlando, met veel naturel klinkende uitweidingen, maar het is een papieren parlando, dat viva voce vaak niet op een enkele ademtocht te volbrengen is. Het moest vaak over. Regelmatig paste hij de geschreven tekst aan naar wat gesproken beter bekte: interessant voor het nageslacht! Op de bank onder het kapelraam zat Robert en hield het procédé nauwlettend in de gaten: hij heeft jarenlang radioprogramma’s voor de Concertzender gemaakt, en mocht zich dus als enige van ons een professional noemen. Hij deed een paar stemmen: een barse politieagent, een perverse antiquaar. Blijkbaar maakte Roberts sonore radiostem indruk op de schrijver. Nog jaren later kon die, als Eksteen ter sprake kwam, me plotseling schuins aankijken en uitdagend zeggen, met iets van een kwajongensachtige opstandigheid: ‘Ik vind die Robert wel streng, hoor.’
Nu en dan kwam mijn dochter van beneden om met heldere meisjesstem de rol van Theresa in te spreken. Ze had de fijne tact om het rollenspel niet te veel op de werkelijkheid te betrekken, die voor haar niet leuk moet zijn geweest. Ik bromde mijn eigen gebrom. Mijn zoon zat aan de knoppen.
Onze bedoeling en ambitie was om van De kerstpijp het ultieme kersthoorspel te maken. Geerten gaf me een voorbeeld van William Burroughs mee: zo ongeveer moest het klinken, die louche, desolate maar toch ‘gezellige’ sfeer moesten we zien te treffen. We plakten er muziekjes en omgevingsgeluiden onder, maar ons doel, ik zeg het maar eerlijk, bereikten we niet. Want anders dan bij bibliofiele boeken het geval is moet onze kerst-cd stipt ‘met kerst in de bus’. De tijdsdruk die dat opleverde voorkwam dat we het onderste uit de kan haalden. De muziekkeus had beter gekund, en aan de tekst hadden we eigenlijk nog wel een sessie mogen wijden. Te laat, want kerst stond alweer voor de deur, en Geerten was terug naar Sicilië. Zo moest het maar.
Maar zie! Het geviel, dat ons hoorspel in handen kwam van een via via bevriende radiomaker en werd uitgezonden door de VARA, in de kerstnacht van dat jaar. Op die avond zat te Heemstede de oude mevrouw Meijsing-Schouten rechtop in haar ziekbed. Ze kon de slaap niet vatten. Haar verpleegster van de thuiszorg zette, om de drukkende stilte uit te bannen, de radio aan. En daar klonk, totaal onverwacht, vanuit de koude winterse ether de stem van haar jongste zoon, die op dat moment tweeduizend kilometer van haar verwijderd was. Wat er op dat moment door haar heen ging weet ik niet, maar het zal haast wel een gevoel van warmte en verwondering zijn geweest.
Zalig kerstfeest!

Jan-Paul van Spaendonck

(De kerstpijp kunt u beluisteren door hier te klikken. Het downloaden kan even tijd kosten.)

zaterdag 10 december 2011

La pietra del paragone

Opera Trionfo toert deze weken door Nederland met voorstellingen van Rossini’s opera La pietra del paragone  (“De toetssteen”).  Van deze productie, die uitstekende recensies heeft gekregen, zijn binnenkort nog voorstellingen te zien in Haarlem (zondag 11 december), in Amersfoort (woensdag 14 december) en in Groningen (vrijdag 16 december), zie hier.
Geerten Meijsing, een Rossini kenner bij uitstek - hij vertaalde ook Rossini's biografie van Frédéric Vitoux - schreef speciaal voor Opera Trionfo de programmatoelichting.  Het is een prikkelend stuk, duidelijk geschreven door een enthousiaste liefhebber van Rossini's werken:
“Even onbegrijpelijk is het dat La pietra del paragone een ietwat ondergeschoven kindje is gebleken voor het nageslacht: het werk wordt weinig uitgevoerd en behoort niet tot het grote repertoire. En toch was het uitzinnig succes van die eerste opvoeringen terecht: we hebben hier te maken met een volwaardige, ik zou bijna zeggen rijpe Rossini, met alle kwaliteiten die daarbij horen, geestig, uitbundig, sprankelend, van een soms halsbrekende snelheid, wervelend en sexy. Omdat het laatste woord misschien niet past bij de plechtige atmosfeer waarmee de opera altijd omringd wordt, voeg ik daar aan toe swingend. Jawel, Rossini swingt! Zijn melodieën en ensembles brengen de toeschouwer en luisteraar in beweging; het is onmogelijk je niet te laten meeslepen.”

De programmatoelichting is zeer goed ontvangen en heeft veel extra belangstelling gewekt voor de voorstellingen van Opera Trionfo.  Hiervan getuigt bijvoorbeeld het interview dat Geerten Meijsing onlangs gaf voor Radio 4, en dat in Quicktime kan worden herbeluisterd via de website van de stichting Vrienden van de Vorm.
Op verzoek van het bestuur van de stichting heeft Geerten Meijsing een aantal programmaboekjes gesigneerd.  Alle Gouden Vrienden van de stichting hebben zo’n gesigneerd boekje inmiddels toegezonden gekregen.  Voor nieuwe Gouden Vrienden is nog een aantal exemplaren beschikbaar.  U kunt zich hier aanmelden.


Het bestuur van de stichting,
Thomas van Grafhorst / Taco de Kort / Steven Cras

woensdag 7 december 2011

WANDELSTOKKEN


Deze foto kregen we toegestuurd door Geerten Meijsing naar aanleiding van het stuk over Kuifje. Hij is genomen in Siracusa. De bijbehorende mail luidde:

‘Een en ander belet niet dat ik zelf nog een prachtige partij wandelstokken op de kop heb weten te tikken.’