
maandag 24 december 2012
Aangeraakt door Erwin

donderdag 8 november 2012
Brief geschreven uit de kerker van mijn ziel
Verkrijgbaar tegen 'kostprijs' € 50. - (ex verzenden)
Inlichtingen bij:
06 5 11 44 364
donderdag 5 juli 2012
REISEBILDER

DEEL 2: EEN FRISSE DUIK NA BESLOMMERINGEN OP HET UFFICIO POSTALE CENTRALE
Deze tweede foto in de serie 'Reisebilder' is genomen op zaterdagmiddag 4 februari jl aan het strand bij de Riserva naturale orientata Oasi Faunistica di Vendicari, het beschermde natuurgebied tussen Noto en Marzamemi waarvan ik eerder op dit blog melding heb gemaakt. Geerten Meijsing staat in gezelschap van het bestuur van stichting Vrienden van de Vorm, dat hem in het weekend van 3-5 februari 2012 op Sicilië een bezoek bracht. V.l.n.r.: Thomas van Grafhorst (voorzitter), Taco de Kort (secretaris), Geerten Meijsing en Steven Cras (penningmeester).
De duik in de Ionische zee - geschatte temperatuur op deze februari dag: 8-10 graden celsius - was in alle opzichten heerlijk verfrissend na de beslommeringen die morgen op het Ufficio Postale Centrale van Syracuse. Wij - het bestuur en Meijsing, alsmede de ons vergezellende filmmaker Renger van den Heuvel - waren daar heengegaan om de boekjes met de Zendbrief aan de Vrienden van de Vorm aan de gouden en gewone vrienden van de stichting te verzenden. Zoals ik in mijn vorige bijdrage heb gemeld, had de schrijver die boekjes de dag ervoor in Noto en Syracuse genummerd en gesigneerd. Teneinde er geen misverstand over te laten bestaan dat de boekjes vanuit Syracuse werden verzonden, wilden we een stempel van het postkantoor in de boekjes laten zetten. Dat was bij een vorige gelegenheid - het verzenden van de boekjes met het zeer fraaie Waar ben ik? Ik ga naar huis! - ook gelukt, dus wij verwachtten dienaangaande geen probleem.
Niets bleek echter minder waar: vanwege nieuwe richtlijnen en protocollen uit Rome mochten postkantoren hun stempels uitsluitend nog gebruiken voor officiële doeleinden, met name om zegels af te waarderen. Gebruik van een stempel als "herinneringsteken" was echter volstrekt uit den boze, zo werd ons door de capoufficio van het Syracusische hoofdpostkantoor te verstaan gegeven. Na veel heen en weer gepraat, waarbij Meijsing's onderhandelingsvaardigheden en zijn beheersing van het Italiaans goud waard bleken te zijn, vonden we uiteindelijk een oplossing. Deze bestond erin dat we in de boekjes een extra zegel zouden plakken, welke dan door middel van een stempel zou worden afgewaardeerd. Aangezien echter postbeambten, die de betrokken enveloppen bij een mogelijke routinecontrole zouden openen, in verwarring zouden kunnen worden gebracht door het zien van een zegel en een stempel binnen in het boekje, diende Meijsing als auteur van het boekje bij elke stempel met de hand een vaststaande, door het hoofd van het postkantoor aangegeven formule te schrijven om de nodige "uitleg" te verschaffen: Si richiede l'apposizione del timbro postale per la data certa del 4 febbraio 2012. Documento unico formato da pp. 36. Geerten Maria Meijsing.
Zo geschiedde. Daar de additionele zegels behoorlijk op onze begroting drukten en het schrijven van telkens dezelfde formule Meijsing geen onverdeeld plezier opleverde, hebben we besloten om een en ander uitsluitend toe te passen in de boekjes voor de gouden vrienden. In de boekjes voor de gewone vrienden hebben we waar mogelijk een ticket met een nummer uit de volgnummerautomaat van het Syracusische postkantoor gestopt.
Door al deze handelingen duurde het oponthoud op het postkantoor uiteindelijk veel langer dan gepland, maar het resultaat mocht er zijn: boekjes die overduidelijk vanuit Syracuse zijn verzonden - en waarvan enkele exemplaren direct de status van collectors item hebben verworven.
Steven Cras
woensdag 15 februari 2012
Droogstempel

Het zou te ver voeren hier te beschrijven hoe en waarom, maar in de loop van mijn leven raakte ik bevriend met Geerten Meijsing. In de eerste jaren van onze vriendschap was hij voor mij toch vooral de bewonderde schrijver, voorman van de inmiddels legendarische firma Joyce & Co., tot wier burelen ik nog steeds geen toegang had. Als ik Geerten moest geloven bestond die firma trouwens helemaal niet. De tijd verstreek en haalde haar streken uit, en het icoon van de gelauwerde auteur verbleekte en maakte plaats voor het warme, levende beeld van een lotgenoot en reisgezel op de levensweg (‘gezellig’ is een belangrijk woord in Geertens vocabulaire, met een diepere betekenis dan de gangbare). Aan de firma dacht ik nooit meer, die was iets geworden van onze jeugd, van de mijne zo goed als van de zijne. Tot op een koude winterdag in 2012. Het jaar daarvoor waren we bezig geweest met het vertalen van de Sonnetti Lussuriosi van Pietro Aretino. Een lente lang, terwijl de bloesems zich roze uitvouwden en weer van de bomen sneeuwden, bogen we ons, vaak met de tong in de wang, over de edelporno van de Renaissancistische arbiter elegantiae, en bestookten elkaar met scabreus gescandeerde telefoontjes en e-mails, tot we geen cazzo of potta meer konden zien. We schreven er een zwierig nawoord bij en stuurden alles op, per post en digitaal, naar Boris Rousseeuw, die er een bibliofiele uitgave van zou maken.
Drie seizoenen later was het boek klaar en moest het worden gesigneerd. Ik had mijn krabbel al gezet. Die van Geerten (een krabbel mag je dat niet noemen, men kan rustig spreken van een signatuur) zou hij in Syracuse toevoegen. Maar het lot, in de gedaante van de tragische en ontijdige dood van zijn zuster, bracht hem naar Nederland, zodat ik op een middag kon toezien hoe hij zijn vulpen, gevuld met Ionisch blauwe inkt, op het linnenpapier zette. Boris Rousseeuw reikte mij een droogstempel aan om de gesigneerde vellen te vervolmaken. Ik klemde het apparaat, dat een werking heeft die vergelijkbaar is met die van een perforator, om het papier en drukte stevig, met beide handen. Ik maakte het los, en daar stond het, in reliëf, het oude beeldmerk van Joyce & Co. Plotseling voelde ik me alsof ik in een jeugddroom was beland.
Jan-Paul van Spaendonck
(Foto: Boris Rousseeuw. Van “Naar buiten met die tong! Wellustige sonnetten” zijn nog enkele exemplaren beschikbaar. Zie het artikel van 12 januari j.l.)
donderdag 12 januari 2012
ARETINO

De afgelopen dagen maakten columnisten van diverse dagbladen zich druk om de sluiting van boekwinkels en de dreigende teloorgang van het boek. Het lachebekje van De Volkskrant Sylvia Witteman pleitte daarbij voor de e-reader. Ze had, vertelde ze, dikke boeken altijd doormidden gescheurd, zodat ze minder zwaar in de bagage waren en haar partner alvast aan de andere helft kon beginnen. Voor haar was digitaal lezen dus een uitkomst. Lijnrecht tegenover dit kamp, dat waarschijnlijk schilderijen ook liefst online bekijkt en muziek uitsluitend via mp3 geniet, staat de wereld van de ambachtelijke, bibliofiele drukker.
De Carbolineum Pers van Boris Rousseeuw is in die wereld een begrip. Rousseeuw maakt prachtige, exclusieve boeken, die onder liefhebbers gezocht zijn, en waarvan de beperkte oplages doorgaans bij intekening worden verspreid. Volgende maand verschijnt bij hem een vertaling van de Sonetti Lussuriosi van Pietro Aretino. Dit boek is in meer opzichten bijzonder. Geerten Meijsing en ondergetekende leverden een dubbelvertaling af: eenmaal tekstgetrouw, zo precies en letterlijk mogelijk, eenmaal met alle vrijheid die de vertaler zich wenste. De laatste versie, door Geerten Meijsing, drijft de toch al vrijmoedige verzen van Aretino tot ver voorbij de grenzen van het fatsoen: pure pornografie, maar ook bijtende satire en schitterend van exuberante fantasie. In elk geval niet iets om je kinderen voor te lezen, of je moet ze wel heel erg libertijns opvoeden. Jimi Dams, een Belgisch kunstenaar die in New York woont en werkt, maakte er nieuwe illustraties bij. Naast het Italiaanse origineel, de beide vertalingen en de prenten biedt het boek ook een notenapparaat en een tot de grootte van een essay uit de hand gelopen naschrift. Veel waar dus voor, geef ik toe, niet weinig geld, en een absolute aanrader voor de liefhebber van bijzondere boeken. Van Boris Rousseeuw kregen we toestemming de uitgave van Naar buiten met die tong! Wellustige sonnetten, zoals het boek is gaan heten, hier aan te kondigen, zodat we de Meijsingliefhebber een kans tot aanschaf kunnen geven. De tekst van de door Rousseeuw aan zijn vaste schare afnemers gestuurde prospectus leest u hieronder.
Jan-Paul van Spaendonck
"De zestien Sonetti Lussuriosi van de Italiaanse Renaissance-auteur Pietro Aretino verschenen voor het eerst in 1527 en werden prompt door de katholieke kerk op de Index van verboden boeken geplaatst. Desondanks werden de Sonetti een klassieker van de Europese erotische literatuur. Deze nieuwe Nederlandse uitgave geeft de originele Italiaanse tekst, telkens met een getrouwe vertaling door Jan-Paul van Spaendonck en een vrije door Geerten Meijsing. Ze schreven er een nawoord bij en Jimi Dams maakte er pentekeningen bij. Het groot formaat boek (30 cm) is met de hand gezet en met de handpers gedrukt op geschept Zerkall, in een omslag van bloedrood Fabriano Murillo. Het boek van meer dan 150 blz. kost 250 euro. Het is verkrijgbaar door storting op rekening 001-2190765-96 van Boris Rousseeuw, Nieuwe Dreef 6, 2920 Kalmthout, België. Nederland: ING 68-33-19-698. Wie bestelt en betaalt vóór 15 januari, ontvangt een op naam gedrukt exemplaar."
donderdag 5 januari 2012
NIEUWJAARSGROET
Direct na de jaarwisseling werden we verrast met een charmant boekje: met rood garen ingebonden dagboeknotities van Geerten Meijsing. Hieronder leest u er alles over.
ONWILLEKEURIGE DAGBOEKFRAGMENTEN
Ter gelegenheid van de jaarwisseling 2011-2012 zijn de donateurs van Stichting Vrienden van de Vorm bedacht met een drukwerkje. Het betreft een voorpublicatie van Meijsings Onwillekeurige dagboekfragmenten waarvan de volledige versie inclusief een pagina handschrift in facsimile later dit jaar - eveneens bibliofiel - zal verschijnen. In de gemaakte selectie ligt de nadruk op het thema van het schrijven. Met grote toewijding aan het vak schrijft Meijsing nu eens somber en vilein, dan weer gedreven en bevlogen:
‘Mijn vader mag het weten: jawel, op zulke momenten, vader, ben ik zo gelukkig als u wenst.’
Deze niet eerder gepubliceerde dagboekaantekeningen uit 1997 en 1999 zijn op verzoek van het bestuur van de Vrienden van de Vorm gedrukt door de Avalon Pers te Woubrugge. Na het Pinksterverhaal Eindtijd is dit de tweede uitgave door ons in 2010 opgerichte Genootschap rond Geerten Meijsing.
Jan Keijser drukte voor de Gouden vrienden 20 exemplaren op handgeschept Losin en voor de (toekomstige) Vrienden 120 exemplaren op Simili Japon; de tekst is gezet uit de Perpetua. Wie met ingang van 2012 donateur wil worden, kan zich aanmelden via info@vriendenvandevorm.eu. (zie ook www.vriendenvandevorm.eu). Hij of zij krijgt dan kosteloos een exemplaar toegestuurd.
Taco de Kort (secretaris)
maandag 19 december 2011
KERSTPIJP
De Avalon Pers te Woubrugge geeft elk jaar een kerstverhaal van Geerten Meijsing uit. Mooi verzorgd en liefdevol gedrukt op degelijk papier zoals dat een ambachtelijk drukker betaamt, en in stemmig rood verpakt. Alleen komt vreemd genoeg dat kerstcadeau voor de Meijsingminnaar nimmer op tijd. Op zijn vroegst in de late lente kunnen we lezen hoe Geertens vader vroeger de jaarlijkse kersteend klaarmaakte. Als ik die gang van zaken probeer te begrijpen kom ik op zoiets uit: in boekenland is men niet aan de gewone mensentijd gebonden, boeken zijn immers eeuwig. Televisieprogramma’s en krantencursiefjes hebben deadlines, maar in de wereld van de boekenmakers tellen die blijkbaar niet. We moeten zo’n jaarlijks kerstverhaal maar in retrospectief rond kerstmis situeren. Wat is een maand, een jaar, op de literaire eeuwigheid?
In het jaar onzes Heren 2008 ging het niet zo goed met mij. Ik liet het leven maar zo’n beetje op zijn beloop. Om mijn muzikale verantwoordelijkheden niet onder ogen te hoeven zien nam ik een baantje in een chique sigarenwinkel. Ik dronk te veel. Deze omstandigheden inspireerden Geerten ertoe het personage Pasquale uit Tussen mes en keel weer op te pakken: de succesvolle zanger van het Napolitaanse lied was inmiddels aan lager wal geraakt, speelde op tochtige straathoeken, en bekommerde zich eigenlijk alleen nog om zijn uitdijende pijpencollectie. Reve en Dickens en andere seizoensingrediënten kwamen eraan te pas en het leverde een pracht van een novelle op: De kerstpijp.
Ongeveer in dezelfde tijd waarin dat boekje het licht zag, in de nazomer van 2008 of daaromtrent, kreeg ik het idee om er een hoorspel van te maken. Dat kwam zo. Elk jaar met kerst stuurt onze familie een huisgemaakte cd rond. Die bevat liedjes van eigen hand en covers van bestaande muziek. Maar waarom dit jaar niet eens wat anders? Mijn kop stond toch al niet zo naar muziek. Geerten was enthousiast, Robert, met wie ik in het verleden menig hoorspel had gemaakt, ook. Mijn kinderen hadden geen bezwaar, die vinden die kerst-cd alleen achteraf leuk. Op het moment zelf moeten ze een elk jaar groeiende tegenzin overwinnen.
Op de zolderkamer van mijn zoon kwamen we bij elkaar. Geerten las geduldig en met veel verve zijn tekst voor. De handgebaren kregen wij erbij, die zijn op de schijf niet zichtbaar, maar wel te horen: in de natuurlijke accenten van de vertelstem. Een makkelijke klus was het niet. Geerten schrijft een ogenschijnlijk parlando, met veel naturel klinkende uitweidingen, maar het is een papieren parlando, dat viva voce vaak niet op een enkele ademtocht te volbrengen is. Het moest vaak over. Regelmatig paste hij de geschreven tekst aan naar wat gesproken beter bekte: interessant voor het nageslacht! Op de bank onder het kapelraam zat Robert en hield het procédé nauwlettend in de gaten: hij heeft jarenlang radioprogramma’s voor de Concertzender gemaakt, en mocht zich dus als enige van ons een professional noemen. Hij deed een paar stemmen: een barse politieagent, een perverse antiquaar. Blijkbaar maakte Roberts sonore radiostem indruk op de schrijver. Nog jaren later kon die, als Eksteen ter sprake kwam, me plotseling schuins aankijken en uitdagend zeggen, met iets van een kwajongensachtige opstandigheid: ‘Ik vind die Robert wel streng, hoor.’
Nu en dan kwam mijn dochter van beneden om met heldere meisjesstem de rol van Theresa in te spreken. Ze had de fijne tact om het rollenspel niet te veel op de werkelijkheid te betrekken, die voor haar niet leuk moet zijn geweest. Ik bromde mijn eigen gebrom. Mijn zoon zat aan de knoppen.
Onze bedoeling en ambitie was om van De kerstpijp het ultieme kersthoorspel te maken. Geerten gaf me een voorbeeld van William Burroughs mee: zo ongeveer moest het klinken, die louche, desolate maar toch ‘gezellige’ sfeer moesten we zien te treffen. We plakten er muziekjes en omgevingsgeluiden onder, maar ons doel, ik zeg het maar eerlijk, bereikten we niet. Want anders dan bij bibliofiele boeken het geval is moet onze kerst-cd stipt ‘met kerst in de bus’. De tijdsdruk die dat opleverde voorkwam dat we het onderste uit de kan haalden. De muziekkeus had beter gekund, en aan de tekst hadden we eigenlijk nog wel een sessie mogen wijden. Te laat, want kerst stond alweer voor de deur, en Geerten was terug naar Sicilië. Zo moest het maar.
Maar zie! Het geviel, dat ons hoorspel in handen kwam van een via via bevriende radiomaker en werd uitgezonden door de VARA, in de kerstnacht van dat jaar. Op die avond zat te Heemstede de oude mevrouw Meijsing-Schouten rechtop in haar ziekbed. Ze kon de slaap niet vatten. Haar verpleegster van de thuiszorg zette, om de drukkende stilte uit te bannen, de radio aan. En daar klonk, totaal onverwacht, vanuit de koude winterse ether de stem van haar jongste zoon, die op dat moment tweeduizend kilometer van haar verwijderd was. Wat er op dat moment door haar heen ging weet ik niet, maar het zal haast wel een gevoel van warmte en verwondering zijn geweest.
Zalig kerstfeest!
Jan-Paul van Spaendonck
(De kerstpijp kunt u beluisteren door hier te klikken. Het downloaden kan even tijd kosten.)
woensdag 5 januari 2011
INGEZONDEN MEDEDELING
Een recente Bibliofiele Bleeker Editie
Facsimile van handschrift van Geerten Meijsing
naast linosnede van Willem Snitker
oplage 100 exemplaren
nog ca 7 beschikbaar
vrijdag 24 december 2010
HEILIGABEND
Wie wil weten hoe Kerstavond in huize Meijsing eraan toeging (en toegaat, de schrijver probeert ongeacht de wisselende omstandigheden altijd iets van het ritueel te behouden), heeft genoeg bronnen tot zijn beschikking. Sinds 2004 schrijft Meijsing jaarlijks een kerstverhaal voor de Avalon Pers te Woubrugge. Deze in stemmig rood uitgegeven, gewatermerkte deeltjes verschijnen in beperkte oplage en zijn soms buitengewoon fraai uitgevoerd; vooral de exclusieve gebonden versies (fluweel en goud op snee) waarvan ik het geluk heb er een te bezitten zijn ware collector’s items. Van de reeks is het meest recente deel Eenden in de vijver (2009) als bron het betrouwbaarst: het is in de ikvorm geschreven en vertelt zonder de plot die ook in deze kleine uitgaven meer of minder dwingend aanwezig is over Meijsings Haarlemse jeugd:
‘Nu ga ik niet over mijn jeugd zeiken, of hoe wij, uitgebreid en plechtig, Kerstmis vierden, want pas op de allerlaatste dag, de vierentwintigste, werd de boom gekocht, de krakkemikkige kerststal met de beeldekens van de vliering gehaald, de voorkamer afgesloten met een laken voor de gesloten schuifdeuren, zodat de engelen ongestoord hun gang konden gaan, terwijl wij allemaal in de keuken aan het werk waren, mijn broer buiten houtblokken kliefde, en mijn vader, reeds in driedelig donker pak maar zonder jasje en met opgestroopte mouwen klaar stond om de eenden te begieten.’ (Eenden in de vijver, p.16)
Welk werk geschiedt daar in de keuken? In Kerstkinderen, de aflevering van 2005, lezen we op pagina 8:
‘.... Want voor mij is Kerstmis, of liever de vooravond met kerstnacht, het op één na mooiste feest van het jaar, en dan word ik dus door de familie opgeëist, de grote familie toen mijn vader nog de stamvader was, of het heel kleine eenoudergezin dat ik vorm met dochter Chiara, die evenzeer erg op Kerstmis is gesteld, al is ze dat doorgaans wat minder op mijn vriendinnen, en dan moet ik derhalve het grootste deel van de middag in de keuken staan, eenden plukken voor de volgende dag, nadat ze al een dag of twee hebben uitgelekt in de douchecel, zo tegen de tweeëntwintigste moet de nek toch eerst zijn omgedraaid en dan afgehakt, amandelen pellen, deeg laten rijzen voor het kerstbrood, de haring-bietensalade toebereiden, koekjes in en uit de oven schuiven, om nog maar te zwijgen van cadeautjes die op het laatste moment nog moeten worden ingepakt, of het dekken van de familietafel met het zilveren bestek en de kristallen glazen van de overgrootouders, scheren en een plechtig pak aantrekken, schoenen nog poetsen, en vroeger werd ik geheel in beslag genomen door de laatste repetities van het jongenskoor, dat doe ik nu allemaal niet meer sinds ik mij zo veel mogelijk aan het kerstfeest probeer te onttrekken. Liefst ben ik de kerstnacht op weg naar het zuiden, dan is het goed rijden en ook op de eerste kerstdag zijn de wegen van de grote landen leeg.’
Die haring-bietensalade kennen we al uit Erwin (pagina 281 en verder); dit recept van Meijsings Duitse moeder werd eerder op dit blog gepubliceerd (Duitse haringsalade, 16 september).
Ook wat de geschenken betreft gaat het er in huize Meijsing op zijn Duits toe. Waar heel Nederland nog Sinterklaas vierde was niet de schoorsteen maar de kerstboom de plek waar Geerten en zijn Geschwister ieder jaar reikhalzend naar uitkeken. Dit was het moment van de jaarlijkse Bescherung:
‘Bescherung- ik weet daar geen ander woord voor. Daarmee worden de pakjes zelf bedoeld, en het uitdelen ervan.’ (Kerstnacht in de kathedraal, p.78)
Maar groter dan aardse gaven was de hemelse dauw van woord en klank, die maakte Kerstmis in de ogen van de jonge Meijsing tot een feest dat het genieten van eten en drinken verre te boven ging. Vast onderdeel van de muzikale viering van het kerstfeest was het Et incarnatus est uit de Grosze Messe in c moll van Mozart, en dan natuurlijk gezongen door Theresa Stich-Randall, een zangeres voor wie Meijsing een hartstochtelijke liefde koestert, terwijl uw schrijver, opgeleid tot operazanger, nauwelijks van deze Amerikaanse sopraan had gehoord. Op pagina 31 en 32 van Kerstnacht in de kathedraal, een deeltje in de serie Muggen van uitgeverij Gottmer (Haarlem 1999) wijdt Meijsing lyrische woorden aan haar interpretatie van de aria uit het Credo die in zijn ouderlijk huis de feestelijke prelude tot Kerstmis was:
‘Onverdraaglijke momenten van pijn en spanning, oponthoud en herbeginnen, tot uiteindelijk de zin gesloten wordt in een verlossende en blijde kalmte, met zachte instemming van de instrumenten in een slepend slotakkoord. Er is geen twijfel aan: dan weet je dat het Kind geboren is. En wat voor pijn het moet kosten om dit wonder te laten gebeuren. In die muziek hoef je niet te geloven; die is van zichzelf overtuigend genoeg.
Ik kan dat nummer niet meer horen. Een dergelijke ontroering blijve mij liever bespaard.’
Na de muziek kwam het woord. Dat was het terrein van vader Meijsing, een overigens stille, erudiete man die Homerus en Simenon las. Her en der in zijn kleinere publicaties herinnert de zoon zich met weemoed hoe de vader voorlas:
‘Op Heilige Avond las hij het kerstverhaal voor, fragmenten uit het Kindeken Jezus in Vlaanderen van Felix Timmermans.’ (Kerstnacht in de kathedraal, p.27)
‘Mijn vader las voor, zo lang ik mij kon herinneren, in de kerstnacht. Hij was nu heel oud, en het ‘boeksken’ in zijn hand beefde zoals er door zijn woorden een beving ging. Die zich voortzette door zijn gehoor van kinderen en kleinkinderen. Ik hield mijn hart vast of hij zijn vertelling zonder staking tot een goed einde zou weten te brengen.’ (idem, p.9)
Deze voorleesbeurt vond plaats ‘in angstige afwachting van het ‘vastenmaal’ van bietensalade met zure haring, kaasplateau na, en voor de liefhebbers panettone van kerstbrood van zuurdesem, traditioneel slecht gerezen en van onder aangebakken.’ (Kerstnacht in de kathedraal, p.9).
Over dat kerstbrood vertelt Meijsing ons een pikant detail in De kerstpijp (Avalon Pers, 2008). Als we er ten minste van uit mogen gaan dat deze anekdote historisch is, maar... wie verzint zoiets?
‘Hij herinnerde zich hoe zijn moeder [....] altijd in de kerstnacht vijf kerstbroden voor de armen uit de kerk mee naar huis genomen had, één voor elk kind, hoewel ze thuis allerminst armlastig waren. Ook destijds waren die kerstbroden reeds oudbakken geweest, hoewel met zo veel hondenvet bereid en verpakt in vele lagen cellofaan, dat de houdbaarheid tot in de eeuwigheid gegarandeerd bleef.’
Muziek, verhalen, cadeaus, zorgvuldig klaargemaakte, bijna rituele gerechten: het kerstfeest bij de familie Meijsing roept een nostalgie wakker naar andere, stijlvollere en meer traditiebewuste tijden. Dat die tijden ook hun minpunten hebben moeten we maar op de koop toe nemen:
‘Kerstmis was strikt een familiefeest. De hele familie kwam dan bijeen in het ouderlijk huis. Alleen de aangetrouwde partners waren welkom; voor losse vriendinnen of homoseksuele partners was er geen plaats.’ (Kerstnacht in de kathedraal, p.22)
Kerstmis is een feest voor de binnenste cirkel. Geen stem uit de buitenwereld mag dit intieme samenzijn verstoren, behalve die van Theresa Stich-Randall. In Kerstkinderen wordt dit kerstgevoel treffend samengevat met een Italiaans spreekwoord:
Natale con i suoi
San Silvestro con chi vuoi
(Kerstmis met je naasten
Oud en Nieuw met wie je wilt)
Tradities worden doorgegeven maar er ontstaan ook nieuwe: ik ken ten minste twee huisgezinnen waarin vanavond, Heilige Avond, het hoorspel dat Geerten samen met ons maakte naar aanleiding van De Kerstpijp, een Dickensiaans en Reviaans verhaal over een aan lager wal geraakte zanger, alle overeenkomsten met de werkelijkheid berusten op toeval, gespeeld zal worden.
Zalig Kerstfeest, Geerten!
Jan-Paul van Spaendonck
maandag 22 november 2010
Geerten Meijsing en Willem Snitker, ter gelegenheid van het verschijnen van 'PA-CT A19 over de superstrada van Palermo naar Catania.
In een handgemaakte houten doos met glazen schuifdeksel bevinden zich: 8 pagina's origineel handschrift van Geerten Meijsing, een frottage van zijn hand van de A 19, en van Willem Snitker 5 etsen op proietti (Bevagna) handgeschept papier, een originele tekening en aankondigingskaart van de expositie in de Bleeker Galerie. De oplage was 35 exemplaren, waarvan er nog enkele beschikbaar zijn, Inlichtingen vindt u hier.