woensdag 31 augustus 2011

IN TAAL DOET HIJ HET

Armas y Letras bestaat nu ruim een jaar. De eerste tijd hadden we niet te klagen over het aanbod van kopij, maar de laatste maanden is het steeds moeilijker geworden om elke week met een substantiële bijdrage te komen. Vaak hebben we genoegen moeten nemen met het plaatsen van een foto met onderschrift. Ook leuk, maar niet wat ons voor ogen stond toen we met dit weblog begonnen: een verzamelpunt van serieuze studies over het werk van Geerten Meijsing en Joyce & Co., een forum van liefhebbers, moest Armas y Letras zijn. We lossen deze impasse voorlopig op door het over een iets andere boeg te gooien. De komende tijd publiceren we op deze plaats stukken die her en der op het internet te vinden zijn. Op die manier willen we informatie die anders misschien ongelezen blijft voor u beschikbaar maken.  Ondertussen hopen we natuurlijk dat u, wie weet aangestoken door het vaak persoonlijke karakter van deze op het web bijeengelezen stukken, ertoe aangezet wordt om ook zelf uw affiniteit met het oeuvre van Meijsing te verwoorden. Uw bijdrage is meer dan ooit welkom!
We starten dit nieuwe seizoen met een tekst van Sander van der Meijs, van beroep ICT-tekstredacteur. Van zijn website www.ranselrazer.nl is de volgende appreciatie afkomstig:

IN TAAL DOET HIJ HET

door Sander van der Meijs 

Jaren geleden kreeg ik van mijn moeder Geerten Meijsings De grachtengordel cadeau, het enige boek van hem dat ik ineens niet meer blijk te bezitten. Daarbij reken ik overigens bewust buiten de dubbelroman die hij samen met zijn zus geschreven heeft, want Doeschka heeft op mij nooit enige aantrekkingskracht uitgeoefend. De grachtengordel gaat over de schrijversscene in Amsterdam, dat weet ik nog, maar verder kan ik mij er weinig tot niets van herinneren, al weet ik mij tegenwoordig wel levendig in te beelden dat Amsterdam slecht samengaat met Meijsings hoofdpersoon, Erik Provenier. Die kan zich onmogelijk thuis hebben gevoeld tussen mensen die de compromissen zoeken waarmee ze in het gevlei kunnen komen van de massa. Provenier heeft niets te maken of te breken bij De wereld draait door, om maar eens een actueel anachronisme te gebruiken.

Na De grachtengordel kwam voor mij Veranderlijk en wisselvallig, een boek dat me verraste en waarvan ik mij nog wel degelijk iets herinner, hoe het glas van een autoruit ineens brak, zonder dat het aan diggelen ging, waardoor de bestuurder het zicht op de Italiaanse brug waarop hij reed volkomen verloor. En ik weet dat het over vrouwen ging, tenminste, over de veelslachtige houding die Provenier heeft ten opzichte van die onbegrijpelijke wezens. En daarmee heb ik de twee grootste thema's in het werk van Geerten Meijsing te pakken, vrouwen en literatuur, als je de Citroën DS tenminste buiten beschouwing laat, wat ik toch maar doe, aangezien ik, hoewel ik de snoek prachtig vind, hoegenaamd niets van auto's weet.

Met deze twee boeken achter mijn kiezen was ik voor mijn leven gefascineerd door Geerten Meijsing. Ik ben op zoek gegaan naar zijn vroege werk. Erwin kwam ik gelukkig al snel tegen in een antiquariaat, een boek dat ik dapper en in opperste verveling heb uitgelezen, een verveling die ik iedere keer weer opzocht en waar ik niet van los kon komen. De andere twee delen van zijn trilogie waren minder makkelijk te krijgen. Vooral naar Cecilia heb ik lang moeten zoeken, maar ondertussen vertoonde Provenier zich andermaal aan mij als minnaar, in Altijd de vrouw en later in Een meisjesleven, dat ik gelukkig heb bemachtigd in een eerste druk, waarin Eefje Wijnberg nog wordt aangeprezen als 'dé ontdekking van tien jaar vrouwenliteratuur'. De eerste zin zegt het eigenlijk al: “Ik ben geen schrijfster.” Het zou me niet verbazen als Provenier me van tevoren al verklapt had dat hij dat boek onder haar naam geschreven heeft, in Altijd de vrouw, inclusief verwikkelingen die uit de personificatie waren voortgekomen. Want de vorige boeken over Provenier worden er altijd weer bijgehaald, als had hij ze zelf geschreven. Zo zou je bijna geneigd zijn te denken dat Erik Provenier gelijk staat aan Geerten Meijsing, maar daar blijf ik voorzichtig mee. Ongetwijfeld mythologiseert Meijsing zijn eigen belevenissen en put hij er schaamteloos uit voor zijn boeken. En ik geloof direct dat hij inderdaad de bommelding heeft verzorgd die in 1996 de uitreiking van de AKO literatuurprijs verstoorde, wat hij Provenier laat doen in Tussen mes en keel, waarin die zijn gang door de gestichten beschrijft en zijn zelfmoordpoging, zonder twijfel ook op waarheden gebaseerd. Want waarom zou je het materiaal niet gebruiken als het er is. Je hoeft toch niet bang te zijn dat je het over jezelf hebt, omdat je het hebt over je hoofdpersoon. En die kun je op elk gewenst tijdstip van jezelf losmaken, als je er klaar mee bent en ergens anders heen wilt, wat in het leven een stuk minder makkelijk gaat dan in de literatuur. Met de werkelijkheid ben je zelf onlosmakelijk verbonden, waardoor die chaotisch en verwarrend wordt. Alles gebeurt door elkaar en het stikt er van de losse eindjes, eindjes die binnen een verhaal keurig kunnen worden verzwegen of stevig en onopvallend aan elkaar geknoopt, alsof het zo hoort. Ik heb me trouwens voordat ik Tussen mes en keel las eerst nog verdiept in een eigenaardig vervolg op de Erwin-trilogie, De ongeschreven leer, een werk waar de schrijver inderdaad zijn verstand aan moet hebben verloren. Het is een cijferroman in 499 bladzijden, 144.000 woorden en 499 voetnoten. Dat alleen al geeft aan met welke overweldigende ambities het boek geschreven is. Meijsing schrijft ongegeneerd grootse literatuur, en daarbij heeft hij natuurlijk lak aan de lezer, die, zoals hij maar al te goed weet, een broertje dood heeft aan al dat moeilijke gedoe. De lezer zal het boek dan ook links op de salontafel hebben laten liggen, maar mij heeft hij met De ongeschreven leer geweldig voor zich ingenomen, want ik houd van dat soort fratsen, alleen al omdat ze uitstralen hoezeer zo'n roman een totaalkunstwerk is, waarvan elk aspect is uitgebalanceerd, een doordachte eenheid. Waarbij ik wel moet aantekenen dat het boek er niet in is geslaagd om op me over te brengen wat het me vertellen moest, waaruit u op uw beurt kunt opmaken dat het boek ook voor mij is mislukt. Maar ik houd van Geerten Meijsing, alleen al omdat hij deze greep naar het ultieme heeft gewaagd en dat hij de tour de force heeft volbracht. Bovendien heb ik me ondanks mijn onbegrip prima vermaakt bij het lezen van het boek. En voor mij is dat toch nog altijd het enige criterium waarmee ik een werk beoordeel. Dat klinkt misschien oppervlakkig, maar u moet weten dat er zeer verschillende manieren zijn waarop men mij vermaken kan. Zo vermaakte ik mij bij Erwin in mijn verveling, omdat het boek nu eenmaal over de verveling gaat, waardoor werkelijkheid en fictie ineens angstaanjagend tegen elkaar aanschurkten. Maar een absolute voorwaarde voor mijn vermaak is dat een boek vermakelijk geschreven is, dat het me niet van het spoor duwt met ongemakkelijke fouten en foutjes. En wat dat betreft ben ik bij Geerten Meijsing nooit aan het verkeerde adres geweest, al kwam ik in zijn laatste boek wel een paar keer de woordgroep 'dat komt omdat' tegen, een constructie die in negentig procent van de gevallen niet 'omdat', maar 'doordat' vereist. Dan moet je maar een alternatief verzinnen, ik ben nu eenmaal de kniesoor die daar over struikelt. Maar verder beschuldig ik hem alleen van een niet minder dan superieure stijl, waarmee hij me ook van De ongeschreven leer heeft laten genieten, of ik er nu iets van leerde of niet. En mijn leven is nog niet ten einde, terwijl juist dat boek met nadruk is genomineerd voor herlezing. Nieuwe ronden, nieuwe en betere kansen, nu ik ouder ben en vruchtbaarder aarde. En ondertussen gaat het leven van Provenier almaar verder, met mij iedere keer weer voor een euro of vijfentwintig op de eerste rij. Ik heb zijn belevenissen met die borderliner gevolgd, waarmee hij zichzelf meer dan uitputte, en met zijn dochter, die ik nog kende uit de tijd dat ze naakt rondliep in de tuin van zijn bouwval nabij Lucca. Provenier is een kennis van me geworden. Ik weet wat hem bezielt en bezig houdt. Ik weet wat hem kan inspireren, waardoor hij van slag raakt. Ik ken hem beter dan menig vriend van vlees en bloed, omdat hij zich altijd helemaal en open aan mij heeft getoond. Provenier is een vriend, die net als ik is verslingerd aan literatuur en filosofie en die me altijd weer kan verrassen met zijn uitgebreide kennis, met zijn passie en met zijn onbezonnenheid. Hij is een vriend waarin ik oprecht ben geïnteresseerd en waar ik dus altijd de tijd voor neem. Geen wonder dus dat ik ook weer het laatste boek van Geerten Meijsing aanschafte, Siciliaanse vespers.

Ik wist niet wat me overkwam. Het leek wel humoristisch wat ik daar las. Ik moest er om lachen, het was vrolijk en gevat. Het was jongens onder elkaar, bepaald even wennen. Is hij gezond geworden op zijn oude dag, vroeg ik me vertwijfeld af, bevroedend dat ik Geertens vrolijkheid geen heel boek uit kon houden. Gelukkig veranderde de toon toen er een vrouw ten tonele verscheen en nam de mengeling van euforie en zwartgalligheid de teugels weer in handen bij het spel van wederzijdse opgeilerij dat daarop volgde. Zo herkende ik weer mijn Provenier en hielden de gebeurtenissen me op het puntje van mijn stoel, meer dan ooit, in de stellige overtuiging van de kwade afloop. De tekenen hadden zich getoond, al wenste Erik Jan die niet als zodanig te interpreteren. Sterker nog, hij zag ze volledig over het hoofd.

Natuurlijk liep het slecht af. Maar het waren niet zozeer de gebeurtenissen die me schokten, die had ik aan zien komen. Het was voornamelijk de doffe taal waarin ze werden beschreven, die deed het met me, de absolute tegenpool van de springerige zinnen in het begin. Het leven was er uit verdwenen en juist daarvan ging mijn hart zowat stilstaan in emotie.

(copyright zie http://creativecommons.org/licenses/by-nc/3.0/nl/)

donderdag 11 augustus 2011

Bibliografie Eefje Wijnberg

Na bibliografieën van Joyce & Co en Geerten Meijsing moet ook nog de kleine lacune worden gevuld van het werk dat Meijsing onder het pseudoniem ‘Eefje Wijnberg’ publiceerde. De bibliografie van het primaire werk was snel samengesteld, die van het secundaire werk is een aanzet. Aanvullingen zijn meer dan welkom!

Primair (geannoteerd)

·         Een meisjesleven, Amsterdam (De Arbeiderspers) 1981.

Roman. Op de voorkant van het boek is een afbeelding te zien van Recling figure van de Amerikaanse kunstenaar Edwin Dorris (1919). Van hem werd in februari 1981 een portfolio opgenomen in Maatstaf (eveneens uitgegeven door De Arbeiderspers) met onder meer een foto van hetzelfde werk. Het betreft overigens geen afbeelding van een foto maar van een olieverfpaneel (36,5 x 44 cm). Op de achterkant van het boek staat een foto van Hetty van den Berg, de toenmalige partner van Geerten Meijsing, die model stond voor het personage Eefje Wijnberg. De foto is gemaakt door Claudio Meister, een pseudoniem van Frans Verpoorten jr. Hoewel de ware identiteit van de schrijver in 1981 al vrij snel bekend was, vermeldt Wim Hazeu nog in 1987 in Het literair pseudoniemen boek ‘Hetty van den Berg’ als auteur achter het pseudoniem. In 1990 verscheen een tweede druk van de roman onder de auteursnaam Geerten Meijsing, met diens foto op de achterkant. In de tweede druk (op dunner papier) ontbreekt de opdracht ‘Voor mijn dochter’ en de tekst op de eerste pagina die het boek aanprijst als ‘dé ontdekking […] van tien jaar vrouwenliteratuur’, ‘een feministische roman van de eerste orde’ en ‘de generatieroman van de bewogen jaren zestig en zeventig die nog altijd niet geschreven was’. Door de toevoeging van een voorwoord is de paginering van beide drukken gelijk.

·         ‘Het fenomeen van de bassist’. In: Martin Ros (red.), Rose verhalen, Amsterdam (De Arbeiderspers) 1981 (blz. 215-232).

Verhaal. Meijsing aan Kees Snel op 2 mei 1981 over de bundel waarin deze tekst verscheen: “Het boek ziet er niet mooi uit, en de verhalen zijn zonder uitzondering allemaal erg slecht, zodat het niet moeilijk is de onze te laten glanzen” (Werkbrieven 1968-1981, blz. 164). “De onze” is een bewust meervoud: in dezelfde bundel verscheen ook ‘Confessioni di un malandrino’, een verhaal onder de auteursnaam Joyce & Co. Herdrukt: Geerten Meijsing, Valse liefde (Flanorreeks 49), Nijmegen (Flanor) 2002, blz. 26-37. In de herdruk is de oorspronkelijke opdracht ‘(voor R.)’ weggelaten en is het verhaal ‘waar mogelijk verbeterd’.

Secundair

·         NN, ‘Eefje Wijnberg 1, 2, 3’. In: Vrij Nederland, 11 april 1981.
·         NN, ‘Eefje Wijnberg Smit van den Berg’. In: Vrij Nederland, 18 april 1981.
·         NN, ‘Eefje Wijnberg’. In: Vrij Nederland, 25 april 1981.
·         NN, ‘Vreemde speculaties rond schrijfster Eefje Wijnberg’. In: Amersfoortse Courant, 7 april 1981.
·         Henk de Mari, ‘Een meisjesleven’. In: De Telegraaf, 11 april 1981.
·         Geerten Meijsing, ‘Een oprechte pose. Over Eefje Wijnberg, Een meisjesleven’. In: Partner, 1982.
·         Geerten Meijsing, ‘Woord vooraf’. In: Geerten Meijsing, Een meisjesleven, Amsterdam (De Arbeiderspers) 1990, blz. 5-6.
·         Eddy Mielen, ‘Ook narigheid heeft zijn grenzen. Eefje Wijnberg vertelt haar meisjesleven’. In: Vrij Nederland (boekenbijlage), 28 maart 1981.
·         Wam de Moor, ‘Wanneer mogen we van een literair debuut iets verwachten?’. In: De Tijd, 22 mei 1981.
·         M. Sanders, ‘Zinloos wijdlopig meisjesleven’. In: Het Parool, 17 april 1981.
·         Han Steendijk, ‘Vrouwen doen een b(r)oekje open’. In: Brabants Nieuwsblad, 10 september 1981.
·         Rob Vooren, ‘Vakantieleestips’. In: Leidsch Dagblad, 17 juni 1981.
·         Hans Warren, ‘Een meisjesleven. Debuutroman van Eefje Wijnberg’. In: Provinciale Zeeuwsche Courant, 11 april 1981.
·         Jack van der Weide, ‘Eefje & Co. Het meisjesleven van Geerten Meijsing’. In: Jack van der Weide en Gerben Wynia (red.), Hang- en sluitwerk. Dossier Meijsing (Flanor-reeks 62), Nijmegen (Flanor) 2007, pp. 139-150.

Wat mist er nog?

·         De auteur van de stukken in Vrij Nederland.
·         De auteur van de recensie in de Amersfoortse Courant.
·         De precieze gegevens van Meijsings artikel ‘Een oprechte pose’ in Partner.
·         In het Haarlems Dagblad zouden in de periode maart-mei 1981 diverse artikelen over Eefje Wijnberg hebben gestaan.
·         In de Volkskrant moet een recensie van Een meisjesleven hebben gestaan, gezien het citaat op de achterflap van de tweede druk.
·         In Haagse Post moet een recensie van Een meisjesleven hebben gestaan door Emma Brunt.
·         ... en wellicht nog wel veel, veel meer.
 

Jack van der Weide

dinsdag 9 augustus 2011

GEERTEN MEIJSING 61

Geerten en Iris, Amsterdam, 3 juli 2011.Foto gemaakt met de zelfontspanner.

zaterdag 6 augustus 2011

EINDTIJD

Ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de stichting 'Vrienden van de Vorm', welke samenvalt met de 61ste verjaardag van Geerten Meijsing, heeft de schrijver speciaal voor de Vrienden van de Vorm het verhaal Eindtijd geschreven. De stichting heeft dit verhaal in eigen beheer bibliofiel uitgegeven. De vrienden en gouden vrienden van de stichting krijgen een exemplaar van dit boekje toegestuurd; alle exemplaren zijn door de schrijver genummerd en door hem gesigneerd, de exemplaren van de gouden vrienden zijn bovendien voorzien van een speciaal droogstempel.


Voor nieuwe vrienden en gouden vrienden is nog een aantal exemplaren beschikbaar. Belangstellenden wordt verzocht contact op te nemen met het bestuur van de stichting 'Vrienden van de Vorm', via info@vriendenvandevorm.eu  Meer informatie over de stichting kunt u vinden op de website van de stichting, www.vriendenvandevorm.eu  

TvG, TdK, SC

dinsdag 2 augustus 2011

VAN DE HOED EN DE RAND

Het zal de wens van iedere schrijver zijn dat zijn boeken op eigen merites worden beoordeeld. De autobiografische bouwsteentjes die bij de constructie zijn gebruikt houdt hij het liefst verborgen. Niettemin bestaat er bij de lezer een begrijpelijke interesse juist voor dit autobiografische element. Pas als de tijd voorbij gaat en de wereld die in een boek haar beslag heeft gevonden niet meer bestaat verdwijnt deze gretigheid. Niemand zal nog belangstelling hebben voor de reeds lang gestorven personen waarnaar Thomas Mann de figuren modelleerde die zijn Toverberg bevolken.
Ik kom hierop omdat ik bij het doorbladeren van de ordner met brieven van Geerten Meijsing een passage terugvond die een mooie aanvulling is op mijn stukje De hoed en de stoel. Voor alle nieuwsgierige lezertjes, en met excuus aan de schrijver, die wel wrevelig op het mondstuk van zijn pijp zal bijten: ooit is dit allemaal volkomen irrelevant, en blijft alleen het boek. Insj’ Allah.

Amsterdam, 26 september 1996

Beste Jan-Paul,

Als ik het wel heb, hoor ik weinig van je. Het mag toch niet zo zijn dat je beducht ben geworden door mijn vloeibare aanslag op je privacy – waar ik mij diep, diep voor schaam, jongen, en ik heb je de stomerij, de stoffeerder, het schoonmaakbedrijf en de meubelmaker aangeboden, om de rekening te betalen; maar kennelijk disponeer jij over stoelen alsof het tandenstokers zijn. Wellicht kun je ook een beetje de grap daarvan inzien, afschuwelijk als het is. Heeft Marjolein gezegd: en nu basta met zo’n waardeloze vriend? Dat geloof ik eenvoudig niet. Ook niet na die kwestie van een reminiscentie aan “onze hoeren” – net of we samen op het biljart lagen, zoals Baudelaire met zijn vrienden: hoge hoed ophouden en cigaar brandend. Neen, zulke uitspattingen hebben wij nooit samen beleefd, en ik heb jou er niet toe aangezet, bij mijn weten, als nieuwsgierigheid naar jouw stemmingen iets anders is.
 Wellicht zijn er dingen gebeurd, telefonades gepleegd, die minder welkom waren en waarvan ik mij weinig meer herinner uit de afgelopen manische week? Vertel mij dat dan van man tot man, en ik zal asch over mijn hoofd uitstrooien. Ashes to ashes and dust to dust.
 Ben je moe van de eindeloze verhalen – zijn die eigenlijk wel eindeloos? – en vind je wellicht dat ik te weinig naar jou luister? Zeg het mij: je weet dat jouw persoon en alles wat je doet mij ten zeerste interesseren.
 Heb je geen tijd om te schrijven? Ook daarvoor heb ik begrip.
 Ben je in een “dip”? Wellicht kan ik je vermaken. Voor midlife crisis ben je nog te jong, godbetere.
 Ik een fatsoensrakker? Dan ken je mij niet.
 Over zeilen hebben we trouwens nog niets afgesproken – daar zou haast bij zijn want tegen 1 oktober gaan de bootjes wel het water uit voor een lange, lange winterreis van onbeweeglijke stolling in de loods.
 Nou ja, ik moet nu, in twee dagen, een stuk schrijven over Verveling – avanti!
Je zeer toegenegen vriend,

Geerten