maandag 13 december 2010

Kuifje (4)

Stelling: de kalender Literair 2011 – een reis door mijn boekenkast is de pendant van de roman Siciliaanse vespers, samen vormen beide werken een tweedekker zoals er meer zijn in het werk van Meijsing. Voor het Aha-moment zorgde het citaat van Jan Wolkers ‘Haar tepels sprongen op tegen zijn borsthaar als kikkers in een kokosmat’ (vrijdag 21 januari), dat ik terugvond op pagina 206 van Siciliaanse vespers als ‘Haar harde tepels zonken in zijn behaarde borst als kikkers in een kokosmat’. Wolkerskenners mogen mij vertellen welke van beide versies juist is – vermoedelijk de laatste. Ook twee van de Kuifje-citaten van de kalender (van 2 en 8 februari) keren terug in Siciliaanse vespers, in een gesprek tussen Erik-Jan en Lee:


“‘Zonderlinge plaats om een horloge te regelen?’ ‘De scepter van Ottocar.’ […] Lachend citeerde Wolf verder uit [Het zwarte goud]: ‘Donkere onweerswolken trekken samen boven Europa. De wereld is een kruitvat dat elk moment kan ontploffen.’”(p. 47-48).


Opmerkelijk genoeg kent de aanhaling uit De scepter van Ottokar hier het (juiste) woord ‘regelen’, waar op de kalender ‘op te winden’ staat. Wel geeft de kalender de correcte spelling ‘Ottokar’.


Siciliaanse vespers is onder meer, net als Literair 2011, een reis door de boekenkast van de schrijver. Onder meer, want de roman is natuurlijk breder, dieper en gelaagder dan de kalender. Alleen al het herinneringsaspect gaat veel verder: thema’s en motieven uit Meijsings werk keren, vaak uitbundig of nadrukkelijk, terug; personages uit zijn boeken komen voorbij; schrijvers, citaten en titels (ook van Meijsings eigen romans) buitelen over elkaar heen; en daartussendoor loopt Kuifje. Het mag zo zijn dat des schrijvers jeugdboeken “inmiddels verhuisd [zijn] naar de kamer van mijn dochter” (Stukwerk, p. 21), in diens werk lijkt Hergés schepping de laatste jaren alleen maar vaker de kop op te steken.


Naast de geciteerde passage komt Kuifje nog een keer prominent aan bod in Siciliaanse vespers, op pagina 105-106. We bevinden ons dan in het tweede deel van het boek, dat voornamelijk bestaat uit de brieven en e-mails tussen Erik-Jan en Lee. De oudere brieven van Erik-Jan worden steeds voorafgegaan door een plaatje uit een stripverhaal, en op de genoemde pagina’s komen de plaatjes twee maal uit een Kuifje-album – uit Het gebroken oor, om precies te zijn. De tweede keer wordt aan het begin van de brief geciteerd uit, opnieuw, De scepter van Ottokar:


Eik benik, eik blavek, zoals het motto van de koning van Syldavië luidt, door een onbetrouwbare Oostbloktolk vertaald als: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’”


Ook Erik-Jan had blijkbaar zijn Kuifjes niet bij de hand.

Terug naar Literair 2011, waarvan nog één Kuifje-citaat niet besproken is. Op 15 november lezen we: “Indien ik slechts een wapen had!” met als bronverwijzing “Uit Het geheim van de Eenhoorn, 1943”. Dit citaat trekt een klein spoor door het werk van Meijsing. Het valt al in ‘De tijd, de namen en de dingen (1)’ uit 1971:


“Hetzelfde deed ik met de complete avonturen van Kuifje door Hergé, m.i. de beste scenariohandboeken voor dramaturgen die ooit geschreven zijn, doorspekt met onvergetelijke exclamaties als: ‘Indien ik slechts een wapen had!’” (Erwins echo, p. 68)

In 1992 publiceerde ik een artikel over Kuifje bij Joyce & Co. De herkomst van ‘Indien ik slechts een wapen had!’ kon ik niet thuisbrengen, waarop ik het maar tot titel van het artikel bombardeerde. Maar Meijsing leek zelf hulp te bieden. In Tussen mes en keel valt het citaat opnieuw, dit keer mét bronverwijzing:

“‘Indien ik slechts een wapen had!’ zo verzuchtte ik. ‘Kuifje in De scepter van Ottokar, oude versie!’ bracht Kirchner het citaat meteen thuis.” (p. 181-182)

De hele Scepter van Ottokar doorgeploegd. Niets gevonden. Oude druk opgespoord. Niets gevonden, ook geen tekstuele verschillen overigens. En dan dus de nieuwe bronverwijzing, op Literair 2011, naar Het geheim van de Eenhoorn. Maar ook in dit album is het citaat niet te vinden. Bij toeval stuitte ik op een andere mogelijke bron, Cokes in voorraad. De context laat ik even voor wat ze is, maar op pagina 34 roept Kuifje, in een penibele situatie: “Had ik maar een wapen!” Cokes in voorraad behoort zeker tot de albums die Meijsing kent (zie bij voorbeeld de scène in ‘l’Art ou les caresses’ waarin Erwin zijn ontmoeting met Erica na het zien van een film vergelijkt met de ontmoeting tussen Kuifje en kapitein Haddock met generaal Alcazar aan het begin van Cokes in voorraad). Is het citaat wellicht anders in een oude druk? Nee. Niet in oude drukken, niet in de versie in het Kuifje-weekblad, niet in de Katholieke Illustratie. Het citaat bestaat niet, althans niet als Kuifje-citaat. Wel, inmiddels, als Meijsing-citaat.


(wordt ongetwijfeld nog ooit vervolgd, maar niet binnenkort)


Jack van der Weide

4 opmerkingen:

  1. Het kan haast niet anders, of Meijsing en Snell hebben zich bij het vertalen van één van de kranteknipsels in het Prooimion van Fr. Rolfes Hadrianus VII eveneens door de lectuur van Het zwarte goud laten inspireren. THE GATHERING OF THE STORM wordt bij hen immers DREIGENDE ONWEERSWOLKEN.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Iedere Brusselse tolk zal dan weer opperen dat het Syldavische 'Eih bennek eih blavek' gewoon 'hier ben ik, hier blijf ik' betekent.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Jack van der Weide17 december 2010 om 17:41

    @ geraard: Uiteraard. Ik citeer Har Brok over Eik bennek, eik blavek (Is Syldavisch Slavisch? [Bovenkarspel 1979]): 'Bij de transcriptie heeft de Nederlandse vertaler er echter maar een slag naar geslagen, want er moet niet staan Eik maar Eih, dus Eih bennek, eih blavek, wat in het Marols niets anders betekent dan "Hier ben ik, hier blijf ik", een vertaling die overigens in de allereerste Nederlandse vertaling van dit album in 1947 nog voorkomt' (p. 8).

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Het Syldavisch behoort orthografisch tot de Germaanse talen (vide: On the Syldavian Language van Mark Rosenfelder).

    BeantwoordenVerwijderen