dinsdag 28 december 2010

KUT MET PEREN

Onder de titel: Kut met peren. Over Keith Snell schreef Geerten Meijsing onlangs een bijdrage voor Tirade (Tirade 436/2010 Nr 5). Een lezer van Armas y Letras beklaagde zich erover dat hij zulks tussen de regels van dit blog door had moeten lezen, en gelijk heeft hij. Het zou immers, naast het publiceren van studies, wetenswaardigheden en onderhoudend beeldmateriaal nu juist de voornaamste, want nuttigste taak moeten zijn van een weblog over een nog levende schrijver, om zijn nieuwste publicaties aan te kondigen. Deze gidsfunctie hebben we over het hoofd gezien; misschien omdat we ervan uitgingen dat de lezer net zo op de hoogte is van het publiek domein betreffende nieuwtjes als wij? Laten we het daar maar op houden.

Kut met peren. Over Keith Snell is een curieus stuk. De liefhebber komt drievoudig aan zijn trekken. Want eerder dan een essay is het een losjes gecomponeerde, in drie gedeelten uiteenvallende tekst, stilistisch uit verschillende disciplines puttend, soms uit de losse pols geschud, als bij een lezing, soms doorwrocht met lange, het onbelemmerde verloop van de hoofdzin alleen op papier onverlet latende bijzinnen en terzijdes, dan weer vertellend zonder opsmuk. Als we al lezende alleen op zoek zouden zijn naar een portret van de geheimzinnige co-auteur, of althans medecomponist (de precieze rol van Snell bewaart Meijsing voor een vervolg) van de trilogie, dan speelt het derde gedeelte van het stuk, in genoemde sobere stijl, ons prettig in de kaart. Maar zo'n simpele uitservering van de feiten past wel bij een in memoriam, maar niet bij een full blown Meijsing-stuk voor een literair periodiek. Het middelste gedeelte is wat we zoeken: hier raakt ook de geoefende lezer soms de kluts kwijt en het spoor bijster, en dat ligt niet alleen aan de slordigheid waarmee de tekst hier en daar geredigeerd is; met een verbaasde zucht trad ik weer in het universum van Erwin, dat me ooit zo had betoverd; ik ademde weer de peperige en naar de kop stijgende lucht van een hooggestemdere wereld, waarin andere wetten gelden dan in de onze, en het marginale van levensbelang lijkt, met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee gevestigde grootheden als triviaal worden afgedaan. Wat zin en onzin is weet ik ook niet meer: als ik 'een scherm kraaien' lees denk ik aan een verhaspeling van de spellingscorrectie maar schaam me even later al voor die kleingeestige gedachte; Meijsing zal het heus wel beter weten, so a 'scherm kraaien' it is!
Dan is er nog de inleiding. Dit is de Meijsing van het recht op de lezer af badineren, zoals we die uit recente boeken kennen. Naar het eigenlijke onderwerp (Keith) toepratend, waarschijnlijk achteraf geschreven en ervoor geplakt, vertelt Meijsing over wat hij liever dan schrijver had willen worden, en wijdt daarbij lustig uit, hier en daar achteloos een reputatietje of twee omver meppend. Waarschijnlijk is het vooral deze speelse ad lib manier van schrijven die de strenge censoren van de NRC (de Kwaliteitskrant, kort: Kwakra volgens Meijsing) tot hun veroordeling brengt. Geerten Meijsing ligt al jaren moeilijk bij die krant, sommigen spreken van een hetze. En Meijsing die over zichzelf schrijft, dat is al gauw 'ijdeltuiterij'. Laat ik nu eens een u onbekende bron aanhalen om tegenover dit verwijt te stellen:

'The music critics decided that it was a song of an autobiographical nature, indeed, that I was singing about myself! Ha! Silly sods, of course I wasn't singing about some other (...)' - Ian Anderson

In hetzelfde Tirade-nummer staat overigens een vilein stuk van Geertens voormalige vriend Boudewijn van Houten, waarin op voorhand de nagedachtenis van Theo Kars, terecht of ten onrechte, liefdeloos wordt besmeurd. Zo kan het ook.

Jan-Paul van Spaendonck

2 opmerkingen:

  1. Cees van den Bosch, Diemen29 december 2010 om 14:10

    Curieus, dat is het stuk in Tirade inderdaad, maar iets negatiever geformuleerd zou je het ook slordig en onevenwichtig kunnen noemen. Leuk voor de Meijsingiaan, maar liever zou ik toch een artikel zien waarin de rol van Keith Snell binnen Joyce & Co. wat meer objctief wordt onderzocht: minder impressie en meer literatuurhistorie, zogezegd.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. @ Cees van den Bosch
    U wordt wat dat laatste betreft op uw wenken bediend, want ik weet dat de in de kolommen van dit blog niet onbekende Jack van der Weide een dergelijk (literatuurwetenschappelijk) artikel inmiddels ter publicatie aan de redactie van De parelduiker heeft aangeboden.

    Uiteraard kon G.M. niet anders dan een persoonlijk stuk over de mythische Keith Snell schrijven; 'curiositatum omnium exploratores' - zo zou men de intellectuele activiteiten van de romanpersonages Erwin & Keith én hun congeniale scheppers m.i. het beste kunnen omschrijven.

    BeantwoordenVerwijderen