vrijdag 31 december 2010

Eliot

De poëzievertalingen van Joyce & Co zijn op de vingers van een hand te tellen – eigenlijk ken ik er maar één: de vertaling van het eerste deel van The Waste Land van T.S. Eliot, die in 1974 in Maatstaf verscheen. Een vertaling die, zo heb ik elders betoogd, om meerdere redenen interessant is: omdat het poëzie betreft, omdat het misschien wel de enige tekst van Joyce & Co is die volledig op het conto van Keith Snell te schrijven is, en vanwege de controverse met James Brockway die op de vertaling volgde. Geerten Meijsing leek minder met Eliot op te hebben. In ‘De tijd, de namen en de dingen’ uit 1971 spreekt Erwin Garden over “de op het eerste gezicht zo aanlokkelijk lijkende versjes van die Amerikaanse stermoralist T.S. Eliot”. Eliot was het domein van Keith Snell. Op een lijst van Meijsing uit 2007 met nog te publiceren werken staat onder het kopje ‘Vertalingen’ onder andere “T.S. Eliot, Vier kwartetten (vertaald door Keith Kanger Snell)”.

Des te opmerkelijker is het citaat van vrijdag 1 april op Literair 2011 – een reis door mijn boekenkast, een vertaling van de eerste strofe van The Waste Land. Het is echter niet de vertaling van Joyce & Co uit 1974, noch een andere bestaande vertaling: Meijsing is zelf met Eliot aan de slag gegaan. Waar ik hier iets nader op in wil gaan is niet de beroemde eerste zin van de vertaalde strofe (“April is the cruelest month”), maar de laatste: “‘I read, much of the night, and go south in the winter.” In de vertaling van Theo van Baaren uit 1949 werd dit in het Nederlands: “Ik lees des avonds veel, en ga ’s winters naar het zuiden.” Keith Snell maakte hiervan: “Ik lees, tot diep in de nacht, en ga ’s winters naar het zuiden.” Op enkele komma’s na is dit ook de weergave van de zin in de laatste integrale vertaling van The Waste Land in het Nederlands, van Paul Claes uit 2007: “Ik lees tot diep in de nacht en ga ’s winters naar het zuiden.”

De zin komt in ieder geval twee maal voor in recent werk van Meijsing. In Noord-, Zuid-Limburgse Amateurmodellen (Woubrugge 2006) lezen we op pagina 6-7: “‘veel lezen des nachts en in de winter naar het zuiden wordt aanbevolen door T.S. Eliot”. In Waar ben ik? Ik ga naar huis! (Woubrugge 2008), staat op de niet genummerde negende pagina: “wel lees ik tot diep in de nacht en ga ’s winters naar het zuiden, zoals de dichter schrijft”. Met name dit laatste citaat lijkt een vrij letterlijke verwijzing naar de vertaling van Snell (dan wel Claes). Op Literair 2011 gaat Meijsing echter zijn eigen, vrijere weg: “Ik lees de nachtelijke uurtjes en overwinter in het zuiden.”

Zoals het geval is met de meeste geciteerde schrijvers, komt ook Eliots sterfdag aan de orde op Literair 2011. Op dinsdag 4 januari lezen we: “Sterfdag ook van T.S. Eliot, Londen 1965, op de leeftijd van 86 jaar. Tachycardie, longemfyseem. ‘Want de laatste woorden van het afgelopen jaar, horen tot de taal van het afgelopen jaar...’ ”. Het laatste citaat komt uit het vierde van de Four Quartets, ‘Little Gidding’: “For last year's words belong to last year’s language”. Een kleine ode aan Keith Snell? Een voorbode van de publicatie van diens vertaling van Four Quartets? Of misschien een reflectie op Meijsings eigen schrijverschap? In de context van het gedicht heeft de geciteerde zin betrekking op de schijnbare futiliteit van het werk van een schrijver. Maar daarop volgt tevens de mogelijkheid van verlossing en verzoening met dat ondankbare lot. Hoe het ook zij, dat Meijsing Eliot op de kalender aanhaalt is in ieder geval een teken van erkenning dat de maker van The Waste Land en Four Quartets een blijvende plaats heeft gekregen in zijn boekenkast.



Jack van der Weide

1 opmerking:

  1. Eliot is de grootste dixhter van de 20e eeuw. Geerten beseft dat en terecht!

    BeantwoordenVerwijderen