vrijdag 12 november 2010

Kuifje (2)

Keren we terug naar kalender Literair 2011 – een reis door mijn boekenkast. Op 3 maart vinden we de aantekening “Ook de sterfdag van de schepper van Kuifje, te Brussel in 1983, op de leeftijd van 75 jaar. Moe, leeg.” Over die laatste twee woorden valt heel wat op te merken, maar dat laat ik aan anderen. De schepper van Kuifje, Hergé (pseudoniem van Georges Rémi) werd op 22 mei 1907 geboren in de Brusselse voorstad Etterbeek en stierf op de door Meijsing genoemde datum in een andere Brusselse voorstad, Sint-Lambrechts-Woluwe. Op 10 januari 1929 verschijnt de eerste aflevering van het eerste verhaal over de gekuifde reporter (Tintin au pays des Soviets) in Le Petit Vingtième, het wekelijkse jeugdbijvoegsel van het katholieke partijdagblad Le Vingtième Siècle. De strip is onmiddellijk een groot succes en loopt vrijwel zonder onderbreking door in het blad tot december 1940. Na de oorlog herneemt Hergé zijn werkzaamheden, die al snel een grote (en wereldwijde) vlucht nemen. Ook Nederlandse lezers, inclusief de katholieke familie Meijsing, maken dan kennis met Kuifje, via het tijdschrift De Katholieke Illustratie.

De meeste Kuifje-citaten in Literair 2011 zijn te vinden in de eerste maanden van het jaar. Op 2 februari is het citaat van de dag “Zonderlinge plaats om een horloge op te winden” met als vindplaats “Uit De scepter van Ottokar, 1939, 1947 (vier kleurendruk)”. Alles klopt, op het laatste deel van het citaat na: een horloge wordt bij Kuifje niet opgewonden of gelijkgezet, maar geregeld. De scène betreft een bezoek van Kuifje aan professor Nestor Spiritus, zegelkundige. Bij het verlaten van het appartement van de professor passeert hij een man in het trappenhuis die bezig lijkt te zijn met zijn horloge. Het uurwerk is echter in werkelijkheid een “miniatuur fototoestel”, waarmee de man heimelijk een foto tracht te maken van Kuifje.

Een iets grotere vrijheid permitteert GM zich op 10 mei. Het citaat is deze keer afkomstig “Uit Kuifje in Tibet uit 1960” en draagt de titel SAXOFOON: “De Yeti mijn whisky opgedronken!?! Straks speelt hij nog saxofoon!” Ondanks het zeer authentiek aandoende leestekengebruik wijkt de oorspronkelijke tekst hier op meerdere punten af: “Yeti whisky gedronken! Waarom speelt hij geen saxofoon?” De woorden zijn afkomstig van kapitein Haddock, tijden een reddingsexpeditie voor Kuifjes oude vriend Tchang Tchong-Jen in het Himalyagebergte. De ingehuurde dragers uiten voortdurend, in gebrekkig Nederlands, hun angst voor de verschrikkelijke sneeuwman, de Yeti. Als Haddock merkt dat er een fles whisky uit zijn voorraad is verdwenen, zijn de dragers er van overtuigd dat de Yeti deze heeft gestolen en opgedronken.

Op 8 februari komt het citaat “Uit Kuifje en het zwarte goud, 1950” en luidt: “Donkere onweerswolken boven Europa. De wereld is een kruitvat geworden dat elk moment kan ontploffen.” De oorspronkelijke tekst, te lezen in het plaatje hiernaast, is te herkennen aan de woorden “Onweerswolken over Europa”. Van de tweede zin uit het citaat van 8 februari geen spoor. Mogelijk heeft GM de associatie gehad van ‘kruitvat’ met de ontploffende motor van Janssen en Janssens, enkele pagina’s eerder. De context van het citaat is ietwat complex. Hergé was Tintin au Pays de l´Or Noir begonnen in september 1939, maar moest het verhaal begin mei 1940 onderbreken vanwege de Duitse invasie in België: de plot betrof een poging tot sabotage van olievoorraden door een Duitse spion. Pas in 1948 pakte hij het verhaal weer op. Kuifje die de oorlogsdreiging in de krant voorleest is in feite een erfenis van de historische situatie van het oorspronkelijke eerste deel.

(In Werkbrieven 1968-1981 is eveneens een verwijzing naar Kuifje en het zwarte goud te vinden. In een brief van 24 september 1975 schrijft GM aan Frans Verpoorten over problemen die hij heeft met zijn auto: “Het oliemalheur (ze liep er gewoon meteen weer uit) is uiteindelijk opgelost bij een Kuifjesgarage in Locarno (Cf.: ‘Maar dat is Samuel Goldstein niet!’)”. Interessant aan dit citaat is de verwijzing naar Samuel Goldstein, waarnaar de lezer van de Kuifje-albums vanaf 1971 vergeefs zal zoeken. In dat jaar verscheen namelijk een gedeeltelijk hertekende versie van het verhaal, waaruit de verwikkelingen rond de Kuifje lookalike Samuel Goldstein en de Joodse verzetsorganisatie Irgoen weggeschreven zijn. Opnieuw was Hergé ingehaald door de historische werkelijkheid. GM is uiteraard opgegroeid met de oude versie, de ‘Goldstein-versie’ van Kuifje en het zwarte goud.)

Voorlopige conclusie met betrekking tot de Kuifje-verwijzingen op Literair 2011: omdat de jaartallen bij de citaten steeds kloppen, rijst het vermoeden dat voor de harde feiten internet is geraadpleegd. Daarentegen lijkt voor de citaten zelf het geheugen van de auteur de belangrijkste bron. Maar juist de discrepanties tussen de herinnerde citaten en de oorspronkelijke tekst, samen met de keus van de citaten, maken de zoektocht interessant: welke passages en welke uitspraken, uit welke albums, zijn het citeren waard? En in welke vorm
hebben die teksten zich vastgezet in het geheugen van de auteur?

(wordt vervolgd)


Jack van der Weide

1 opmerking:

  1. De man in het trappenhuis is vanzelfsprekend Sporowitch, zijn klokje annex camera een bestseller uit het begin van de vorige eeuw, zie:
    http://tintinperdu.blogspot.com/2010/02/onopvallend-2.html

    BeantwoordenVerwijderen