Dát ik koopman ben geworden is in zekere zin de schuld van Geerten Meijsing en dat is de reden dat ik het – hoe ongepast dat ook is bij een gast van zijn formaat – eerst even over mijzelf ga hebben. Voor vrienden en bekenden dus tot zover niets verrassends.
Toen ik in 1976 ging studeren, heerste er aan de universiteit een waar ‘tekst’-klimaat. Literatuur was een verzameling teksten, Beowolf was een tekst, het Onze Vader in het Gotisch was een tekst, de hartekreet van een spuitende neger – nee, meisjes, ik heb het over graffitti – was een tekst, de Max Havelaar was een tekst en boven al die teksten heerste Teun van Dijk. Voor wie het niet weet, Teun was de schrijver van het onvolprezen meesterwerk, Taal – Tekst – Teken en later de man die Komrij als moslimterrorist meende te kunnen ontmaskeren via het gebruik van het woord ‘zwerfhond’.
In de bibliotheken werden stofomslagen stelselmatig weggegooid, boeken nog niet stukgesneden maar wel geplastificeerd en van etiketten voorzien, ook als ze in het fijnste leer gevat waren en overal was het bulkboek.
Tekst op krantenpapier. Hoe het eruitzag, waar het naar rook, hoe het voelde en hoe het zou beklijven, dat alles was volstrekt onbelangrijk, het ging om de tekst.
In de twee jaren die ik al voor mijn studie op kamers had gewoond, had ik als een bezetene gelezen en daarbij een fascinatie ontwikkeld voor de Franse literatuur van de tweede helft van de 19e eeuw. Ik was dan ook buitengewoon gelukkig toen ik tegen de bundel Zwarte Romantiek van Joyce & Co aanliep, vooral omdat ik dacht: nu kan iedereen zien hoe geweldig die schrijvers zijn. Maar al in het voorwoord stuitte ik op iets vreemds. Niet alleen dat de man heerlijk kon schrijven, maar het leek wel of het de inleider helemaal niet alleen om de tekst ging. Afgezien van het feit dat de bloemlezing bedoeld was om jonge meisjes, in het bijzonder Tamara – ik zal niet vragen hoe het haar vergaan is – op te voeden tot of klaar te maken voor, ja, voor wat eigenlijk? – leek de belezen inleider genoegen te beleven aan het uiterlijk van de boeken, aan de vorm dus.
Vanaf toen konden alle Teunen aan de dijk en realiseerde ik mij dat al die mensen die het zogenaamd alleen om de tekst ging gevoelsarme neo-calvinistische blinden waren omdat het natuurlijk wel degelijk uitmaakt of je een zin in de krant leest of een strofe in een mooi boek. Net zoals goede wijn uit een theekopje ook heel anders smaakt.
Ik permitteerde me dus in het vervolg de aankoop van boeken om de vorm en ik verkocht ze weer als de inhoud toch erg tegenviel.
Zo is het gekomen. Geerten Meijsing stond aan de wieg van mijn loopbaan en nu het graf van die loopbaan gaapt, is hij er weer.
Geerten, heel veel dank voor wat ik in dit vak dus mede dankzij jou heb beleefd zonder dat ik ooit zoiets van plan was. En met dit einde komen we aan het begin van de feestelijkheden die wij weliswaar fysiek in deze ruimte, maar in de geest op Sicilië zullen beleven. En ik ken geen beter vehikel om die verbeelding op gang te brengen dan de Siciliaanse zang van Jan-Paul van Spaendonck. Daarna is het tijd voor de meisjes en wie meisjes zegt, zegt Gert-Jan Bouma, de man achter Desolation Row, de uitgever van de Scootermeisjes.
Leiden, november 2007
Inleidende tekst uitgesproken door scheidend antiquaar Piet van Winden bij de presentatie van De Scootermeisjes van Ortigia in Antiquariaat AioloZ te Leiden op 29 november 2007
Mooie rede.
BeantwoordenVerwijderenEén kanttekening. Als ik me goed herinner, was de aantijging juist dat Komrij niet een moslimterroristisch, maar een fel anti-Islam boekje geschreven zou hebben (onder de naam Mohammed Rasoel). In die tijd nog een ongehoorde en fascistische actie, vèr over de grenzen van het fatsoen. Ondertussen is allang bekend wie het wel geschreven heeft en, alle Teunen ten spijt, het was inderdaad niet Komrij.