Ook in Meijsings meest recente publicatie, de kalender Literair 2011 – een reis door mijn boekenkast, zijn Kuifje en zijn schepper Hergé weer terug te vinden. Al meteen op 1 januari vinden we in de lijst met ‘Goede voornemens voor het nieuwe jaar’ als elfde voornemen: “Ik zou graag rum willen drinken die op de bodem van de zee is gevonden in gezelschap van kapitein Haddock”. Dit is een verwijzing naar het album De schat van Scharlaken Rackham, waar Kuifje, Haddock en de rest in een scheepswrak op een lading rum stuiten. Met name Haddock is hierover opgetogen: “Rhum van Jamaïca! … Tweehonderd vijftig jaar oud! … U zult me daar nieuws van vertellen!”
Een andere verwijzing naar De schat van Scharlaken Rackham is al te vinden in Venetiaanse brieven, in de brief van 11 januari 1977 waarin het Vittoriale van D’Annunzio wordt beschreven: “‘Ik heb ze natuurlijk uiteengenomen,’ zegt professor Zonnebloem vergoelijkend tegen de kapitein over een bescheiden eenpersoons duikbootje – D’Annunzio heeft de moeite genomen een half slagschip weer in elkaar te zetten, op de bergwand.” En met die passage in het achterhoofd zou het zo maar kunnen (late Van Basten) dat aan het begin van De grote snelle schepen: enkele reis precies dezelfde scène door het hoofd van de schrijver heeft gespeeld: “De wagen, overigens in opmerkelijk goede conditie […] is door de douane van Genua geheel uiteen genomen” (p. 8). Of lees ik daar te veel in?
(wordt vervolgd)
Jack van der Weide
Geen opmerkingen:
Een reactie posten