Jaarlijks bezoekt een gastschrijver Leiden om Letterenstudenten in te wijden in het schrijverschap. Geerten Meijsing, ‘de laatste Nederlandse dandy’, hield niet alleen goed bezochte openbare lezingen maar ook besloten colleges. Forum volgde ze allemaal.
door Bart de Haas
Op donderdag 16 september werd de nieuwe Leidse gastschrijver aan de studenten geïntroduceerd, eerst met een borrel, vervolgens met een interview door Peter van Zonneveld, en na afloop daarvan opnieuw met een borrel. De gastschrijver, Geerten Meijsing, vertelde openhartig over zijn leven in Italië – eerst Lucca en momenteel Syracuse – en Peter van Zonneveld kon het niet nalaten om de anekdote over dichter en dandy Gerard Goudriaan te vertellen.
Deze zou ’s nachts, als hij veel gedronken had, met zijn wandelstok of paraplu in de tramrails gestoken vanaf de sociëteit naar huis zwalken. Toen er op een nacht eens aan de tram gewerkt werd, merkte Goudriaan op dat hij verdwaald was en liet hij zich door een paar werklieden naar huis escorteren. De vergelijking was treffend, want ook Meijsing was op en top als dandy gekleed, in een wit pak en – uiteraard – met een hoed.
Joyce
Inmiddels weten de studenten precies wat voor soort hoed dit is en dat je als journaliste van Trouw niet de fout moet maken er een andere soort van te maken, want die dráágt Geerten Meijsing niet. Elke week geeft hij twee groepen ‘les’ in een reeks colleges onder de titel ‘Creatief schrijven volgens Joyce en Co.’. Een nogal dubbelzinnige titel, zo bleek al snel. Er kwamen namelijk nogal wat studenten op af die speciaal voor het creatief schrijven kwamen, of voor James Joyce. Joyce en Co. is echter het pseudoniem waaronder Meijsing met een aantal jeugdvrienden uit Haarlem debuteerde.
Ook het creatief schrijven bedoelde Meijsing niet letterlijk. Sterker nog, al vanaf het eerste college hamerde hij erop dat je vooral niet moest gaan schrijven. Belangrijk was dat je eerst heel veel zou lezen over allerlei disciplines. Net zoals hij eens met zijn schrijverscollectief Joyce en Co. deed, zo wil hij ook nu de studenten bekwamen in de meest uiteenlopende onderwerpen, van retorica tot iconografie en van mythologie tot de canon, onderwerpen waar ze overigens zelf uit mochten kiezen.
Zo wordt er in de colleges niet geschreven, maar gedoceerd over Pascal, Huysmans en de Trojaanse oorlog. Uiteindelijk bleef er een harde kern doorgewinterde studenten over, vooral studenten Nederlands. Zíj kregen elke week een beroemd citaat op en onder degenen die wisten van wie het was en waaruit het kwam, werd dan een boek verloot. Zíj leerden onder meer wat goede smaak was en hoe je die kon krijgen: door veel te lezen van en te luisteren naar mensen met goede smaak en door die vervolgens over te nemen. Want over smaak valt wel degelijk te twisten; de ene smaak is beter dan de andere. En die van de docent was de beste.
Sex & the City
Later gaf de gastschrijver, op verzoek van enkele studenten, toch nog twee schrijfopdrachten. In de eerste moesten ze de moord op Theo van Gogh in de stijl van een bekende Nederlandse schrijver beschrijven, waarbij ze dan wel goed op bepaalde stijlkenmerken moesten letten en zo zelf konden ontdekken dat schrijvers als Harry Mulisch en Hella Haasse eigenlijk helemaal geen eigen stijl hebben. In de tweede opdracht kwamen oud en nieuw bij elkaar: er moest namelijk een dialoog à la Plato geschreven worden in de stijl van het zojuist afgelopen Sex & the City.
Naast de collegereeks hield Geerten Meijsing de jaarlijkse Albert Verweylezingen in het Academiegebouw. De eerste, op donderdag 11 november, ging over ‘Literaire roem’. In een "meanderende" (Peter van Zonneveld) lezing weefde Meijsing de ene anekdote aan de andere. De grootste Nederlandse schrijvers, zoals Erasmus, Heinsius, Grotius en ‘zelfs’ Descartes, zo beweerde hij, hadden geen van allen in het Nederlands geschreven. Het Nederlandse taalgebied was gewoon te klein en het Amsterdamse grachtengordelgebied te bekrompen. Het leverde een boeiende lezing op met tal van indrukken en kijkjes in het leven van een schrijver.
De tweede lezing, ‘De schrijver en zijn publiek’, werd een week later gehouden en trok nog meer publiek dan de vorige. Na een inleiding met opnieuw de nodige anekdotes wijdde Meijsing uit over de obscuurste onderwerpen uit onder meer de retorica, weliswaar een stuk gestructureerder, maar voor de niet-ingewijden af en toe toch niet meer te volgen. De rode lijn hierin was de gespannen verhouding tussen Meijsing en zijn eigen publiek.
Duivelspact
Het publiek in de zaal werd echter wel een stuk meer op de proef gesteld dan op de eerste avond gebeurde. Er waren zelfs mensen die vreesden dat hij tot 2.30 ’s nachts door zou spreken, zoals de schrijver in zijn beginperiode ooit eens gedaan had. Omdat het gebouw toen sloot, waren ze met enkelen in de kroeg verdergegaan. Zo laat werd het nu echter niet en de borrelruimte was na afloop ook goed gevuld met hoogleraren, studenten, fans en andere belangstellenden.
Waar Kees ’t Hart vorig jaar in zijn lezingen de colleges nog eens dunnetjes overdeed, hoorden de studenten van Geerten Meijsing veel nieuws. Het meest herkenbaar was opnieuw de waarschuwing: ga vooral niet schrijven! Schrijven is een soort duivelspact, je moet bijna onmenselijk worden als je iets in de kunst wilt bereiken. Voor het geld hoef je het bovendien niet te doen en voor het geluk al helemaal niet. Als hij zelf iets anders zou kunnen en als elk boek niet nog steeds een nieuwe noodzaak had, had hij allang een ander beroep gekozen. Gelukkig heeft hij een hele generatie Leidse studenten voor dit ongeluk behoed. Of zullen ze toch…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten