Ter gelegenheid van de veertigste Erwindag, 5 october 2012 (ja, afficionado’s blijven de naam van die
maand met een -c- schrijven), verscheen de bibliofiele uitgave Eerste doden, laatste woorden, een
fragment uit Meijsings volgend jaar te verschijnen roman Anderzijds / Eindtijd. ‘Je kunt het maar vast in huis hebben’,
spotte de verslaggever van het Haarlemse
Dagblad, niet wetend dat de liefhebbers zich in de handen wreven (‘Zo,
Keith, jongen’) en de lippen aflikten. Want niet alleen betrof het hier weer
een prachtig uitgaafje van de stichting Vrienden
van de Vorm, ook kregen de Vrienden en Gouden Vrienden een intrigerend
voorproefje van het langverwachte nieuwe werk van de auteur.
Op de voormalige
website van Meijsing, reeds jaren ter ziele, werd al een roman Anderzijds aangekondigd, waarin een
hoofdrol zou zijn weggelegd voor Frederick Rolfe. [1] In Eerste doden, laatste
woorden is de dood van Rolfe het onderwerp van een tekst die Erik-Jan
Provenier in zijn Italiaanse appartementje aan het schrijven is. Meijsings
tekst bestaat uit elf fragmenten, waarvan er vier (voorzien van een datum en
tussen aanhalingstekens) als afkomstig uit de pen van Provenier moeten worden
beschouwd. De andere zeven betreffen vooral overwegingen van Provenier over het
schrijven, schrijvers, mensen die hij kent of kende (met name zijn voormalige
compagnon Kanger), en dit alles in samenhang met de concepten einde en dood. Tijdens
de bijeenkomst in de Haarlemse Vishal op 5 october 2012 merkte Meijsing op dat
de doden voor hem tegenwoordig bleven en dat het bijvoorbeeld voelde alsof Kees
Snel aanwezig was. Met die opmerking in het achterhoofd moet ook het begin van Eerste doden, laatste woorden worden
gelezen: de menigte die voor de deur van Provenier staat, bestaat uit doden. [2]
Dat is het begin
van de deels associatieve keten die de fragmenten met elkaar vormen: de menigte
voor Proveniers deur (eerste fragment) [3] ; Proveniers tekst over de laatste uren van Rolfe (tweede
fragment); Provenier die een fout signaleert in zijn tekst (derde fragment);
voortzetting van de tekst over Rolfe (vierde fragment, maar zie hieronder);
Provenier denkt na over zijn tekst (vijfde fragment). Dan begint het
Rolfe-project enigszins te ontsporen: Rolfe overlijdt in
het Palazzo Marcello in Venetië, dat volgens Provenier gelegen is naast het Palazzo
Vendramin-Calergo waar dertig jaar eerder Richard Wagner overleed (zesde
fragment). Provenier begint nu aan een nieuwe tekst over de laatste uren van
Wagner (zevende fragment) en komt via het woord pranzo op Norman Douglas en zijn voormalige compagnon Kanger
(achtste fragment). Het negende fragment begint met de zelfgekozen dood van
Douglas en eindigt via een aantal complexe uitweidingen in de vluchtige
verschijning van een ik-verteller die Provenier lijkt te hebben geschapen –
enigszins à la het begin van Dood meisje. [4] Het tiende fragment (mogelijk getriggerd door het woord Gesamtkunstwerk in de voorgaande regels)
is een voortzetting van Proveniers tekst over de laatste uren van Wagner. In
het elfde fragment legt Provenier zijn pen neer en belt hij zijn moeder in
Nederland. [5]
Provenier merkt
aan het einde van het derde fragment op dat er vele eigenschappen zijn die hem
met Rolfe, het onderwerp van zijn tekst, verbinden. In het vierde fragment
lijkt het vervolgens weer over Rolfe te gaan, maar aan het begin van het vijfde
fragment blijkt de lezer op het verkeerde been te zijn gezet: het is een
reconstructie geweest, door Provenier, van de laatste woorden die Rolfe schreef
aan zijn onvoltooide roman The Freeing of
the Soul, or The Seven Degrees. En hoewel de protagonist van de roman de
laat-Romeinse bisschop Septimius Scaptia is, zijn er veel overeenkomsten tussen
Rolfe en zijn personage. [6] Vandaar dat de lezer aanvankelijk in de veronderstelling verkeert
dat het vierde fragment nog steeds over Rolfe gaat. De structuur die zich opent
is die van een mise en abîme: zoals
de ik-verteller (vermoedelijk) lijkt op Provenier, zo lijkt Provenier op Rolfe,
zo lijkt Rolfe op Septimius Scaptia.
De laatste woorden van Rolfe, de laatste woorden van
Douglas, de laatste woorden van Wagner – terecht merkt Provenier (of de ik-verteller,
of Kanger) op dat hij altijd bijzonder benieuwd is naar laatste woorden. Eerste doden, laatste woorden bevat de
eerste woorden die te zien zijn van Meijsings volgende roman. Laten we hopen
dat het niet zijn laatste is.
Jack van der Weide
[1] Rolfe trekt een spoor door het werk van Meijsing, al vanaf Erwin. Te denken valt onder meer aan het
artikel “Rolfiana en Hadriana” (1977); de vertaling van Hadrian the Seventh (1978); Venetiaanse
brieven en Calabrese dagboeken (1982), volgens de kafttekst gegroeid uit
een plan van Meijsing ‘om in het voetspoor van Frederick Rolfe […] een winter
in Venetië door te brengen’; de vertaling
Brieven uit Venetië (1986); en
Een witte raaf. Over Baron Corvo (Fr.
Rolfe) (1998). Naar het Joyce & Co-artikel “De nog lang niet afgelopen
lastersage over Frederick William Rolfe” wordt nog steeds gezocht.
[2] ‘Het oxymoron was
immers de handtekening van zijn schriftuur’ (blz. 8), mijmert Provenier. Een
bekend voorbeeld van zo’n oxymoron is ‘levende doden’.
[3] ‘Dat gold, dood, in
elk geval voor Emanuela Orlandi en Mirella Gregori’ (blz. 6). Emanuela Orlandi
(1968) en Mirella Gregori (1967) waren twee Italiaanse meisjes die in 1983 kort
na elkaar op mysterieuze wijze verdwenen. Hun verdwijning was en is de
aanleiding tot allerlei speculaties en complottheorieën, variërend van
seksfeesten voor de politie van Vaticaanstad tot moslimterroristen en de
aanslag op paus Johannes-Paulus II.
[4] De ik-verteller
spreekt over ‘mijn zegsman die ik Provenier heb genoemd omdat hij niet zonder
wedde kon voorzien in zijn welzijn, och arme’ (blz. 12-13). Een provenier is een oude benaming voor een persoon
die van preuves (giften) leeft.
[5] Twee afkortingen in
het elfde fragment vragen om een nadere uitleg. ADD (Attention Deficit Disorder) is een subtype van ADHD, ‘gekenmerkt
door een aandachtstekortstoornis en concentratieproblemen’ (Wikipedia). SIPP of SIP staat voor Società Idroelettrica Piemontese, de
rechtsvoorganger van de door de staat beheerde Società Italiana per l'Esercizio Telefonico, die in 1994 opging in
Telecom Italia.
[6] In het enige fragment van The
Freeing of the Soul, or The Seven Degrees dat ik in de gauwigheid heb weten
op te sporen blijkt Septimius Scaptia, net als Rolfe zelf, op een boot in de
omgeving van Venetië rond te varen: ‘Silvius […] had found the bishop, alone,
in a bark full of documents and necessities of life, out on the lagoon between
Altinum and Tauricellium’. Altinum, in 452 grotendeels door Atilla verwoest,
wordt als de voorloper van Venetië beschouwd. Vanaf de vierde eeuw resideerde
er een bisschop in de stad. De inwoners van Altinum werden gerekend tot de tribus Scaptia.
Klein addendum: ‘In maart 1913 arrangeert de hotelbaas dat [Rolfe] in een flat van het Palazzo Marcello aan het Canal Grande komt te wonen, met een achteringang in de Rio della Maddelena, een paar gevels naast Palazzo Vendramin-Calergi, tegenover de Fondacio dei Turchi’ (Venetiaanse brieven, blz. 95).
BeantwoordenVerwijderenBeste Jack, als ik mij twee aanvullingen in re Frederick Rolfe, Baron Corvo mag permitteren? Een veelzeggende voorpublicatie ('Work in Progress') uit Erwin getiteld 'Corvo en andere goden' verscheen in Maatstaf, jrg. 21, nr. 5-6, september-oktober 1973 (pp. 56-66), aan het begin van de gouden Sontropjaren van dit literaire tijdschrift derhalve. De volledige tekst van het helaas nogal korte romanfragment (4 pagina's) over Septimius Scaptia is te vinden in een aflevering van English Literature in Transition 1880-1920, vol. 38, nr. 4, 1995 (pp. 492-495) in een zuinige redactie van de Oxonian Andrew Eburne wiens beloofde biografie van Rolfes Venetiaanse jaren er waarschijnlijk nooit zal komen - geen onbekend fenomeen in de Rolfologie, maar dit terzijde.
BeantwoordenVerwijderen