maandag 11 juli 2011

FANTOOMGIDS

In de zomer van 1996 ging ik met mijn gezin op vakantie naar Toscane. We hadden een huis gehuurd in Vorno, een vlekje in de nabijheid van Lucca. Een van de redenen voor de keus van die plaats was mijn vriendschap met Geerten Meijsing. We zouden hem op gaan zoeken in Arsina, eveneens onder de rook van Lucca, en hij zou ons al die 'plaatsen, gebaren en gewoonten' (zoals Steinbeck schrijft) laten zien die het land tekenen.
Het liep anders. Wij vertrokken met een auto vol kinderen en bagage zuidwaarts, maar Geerten bleef in Amsterdam. De gebeurtenissen zoals die zijn beschreven in Tussen Mes en keel hadden hun verzadigingspunt bereikt en van Geertens repatriatie was na een verblijf in de PAAZ van het St. Lucas even geen sprake. Maar hij gaf ons zijn uitgebreide zegen mee. Een hele avond lang zong hij onder de gestage inname van grappa de lof van zijn woonplaats. De topografie tekende hij uit het hoofd voor ons op.
Eenmaal ter plaatse bleek een gids onontbeerlijk. De idyllische plekken die we met de kinderen moesten bezoeken bleken onvindbaar of dusdanig moeilijk bereikbaar dat we de moed opgaven nog voor we de onderneming goed en wel begonnen waren. Bij een telefoonpaal rechts de bush in gaan en vijfhonderd meter de kloof in zakken, op zoek naar een onzichtbaar kristalhelder poeltje, is voor stadsbewoners met kleine kinderen niet zo vanzelfsprekend. Ook het huis van Geerten, dat we bij afwezigheid van zijn bewoner dan maar als literair toerist besloten te bekijken, konden we niet vinden. Pas onlangs begreep ik dat dát niet aan ons lag: ook Geerten en Keith dwaalden de eerste keer doelloos rond voor ze het Casa Colonica konden vinden, zoals u heeft gelezen.
In Vorno hadden we het geweldig naar ons zin. En uit Amsterdam kwamen brieven waarin Geerten ons alsnog bij de hand nam en de streek door zijn ogen liet zien.
Uit de verzameling van onze brieven, die al jaren op de burelen van allerlei uitgeverijen rondslingert en wel nooit uitgegeven zal worden, citeer ik, speciaal voor u. Ikzelf word er om verschillende redenen erg weemoedig van. Praktische zaken, zoals: ‘Vergeet alsjeblieft niet om een doos met tien pakjes extra-vecchi voor me mee te nemen, à rembours’, laat ik weg. De datum is 5 juli 1996, de plaats – helaas – Amsterdam.

‘Kus voor mij het plaveisel van de stad, en neem een kiezelsteen mee uit de tuin op de muren waar je des avonds onder de bomen en tussen de vuurvliegjes (om het niet over de vrouwen te hebben, dressed to kill) een glas spumante gaat drinken.
 Luister naar het stromend water, naar de krekels en cicaden; laat de geuren van tijm en rozemarijn en basilicum op je inwerken (elke dag, bij de salade, ruimschoots basilicum gebruiken, goed voor de maag, en een geur in de keuken als een stilleven van een Portugees). Men eet laat in de avond, als het koeler begint te worden, reeds geheel donker is. Houd een siësta op het heetst van de dag met je mooie vrouw, voor lome liefde. (Geef haar mijn complimenten). Besproei de dochters en je zoon met de tuinslang. Laat je linkerarm uit het raam hangen als je langzaam door de hitte rijdt, en zie hoe mooi alles is; ga naar Bagni di Lucca, waar een geweldig zwembad is met heilzaam, fosforhoudend, water; dat was ik nog vergeten je te vertellen. Drink een aperitivo di casa in het Centro dei Forestieri aldaar en zie hoe mooi de platanen zijn, en hoe snel de rivier stroomt. Stel je voor dat Byron en Shelley daar rondliepen, en dan ’s avonds te paard, of per karos, naar Lerici reden aan de Golfo dei Poeti, waar je een bootje moet nemen naar Portovenere, om in de kerk het mooiste zelfmoorddeurtje te zien dat er is. Wij gingen ’s nachts zwemmen in alle vijf de haventjes van de Cinque Terre. Rijd de Garfagnana in, naar het Lago di Sotto, en kijk of het droogligt, met het verdronken dorp waarvan alleen de kerktoren nog boven de golven uitsteekt. Stel je voor dat ik, in overlappende lagen van herinnering, op al die plaatsen gelukkig ben geweest, met Keith, met Hetty, met Laura, met Iris, met Aminta. Dit weekeinde ga ik met Laura naar de bioscoop – moet ik haar knie streken in het donker?’
 ‘Jan-Paul, kijk bij de kiosken naar goedkope aanbiedingen van opera’s en zangkunst en ook vidéo’s, alles is voorradig voor tien of twintigduizend lire. (Totó is erg leuk, ook voor de kinderen). Koop voor Marjolein het blad Anna, waar altijd cadeaux bij zitten, en probeer voor jezelf eens een avontuur van Dylan Dog. Toscaans brood is zonder zout (zelfs Adri weet dat), maar op de Piazza Santa Maria is een panetteria waar ze prima brood verkopen, casalinga of casareccio. Geef de kinderen dagelijks een stricia di focaccia, en één keer in de week een coppa di frutte di bosco op de Piazza dei Mercanti in de Via Fillungo, het enige terras waarop je je kunt vertonen. De dikke baas, de oude Nuti, kent mij goed en is altijd bereid tot een praatje in een van de wereldtalen. Daarna kun je om half tien naar de openluchtbioscoop, waar je, door de filmdecors heen, de orologio kunt horen slaan in de blauwe nachtlucht. Als je bier wilt drinken (en probeer dat op het plein van Pietrasanta), bestel dan Warsteiner, werkelijk voortreffelijker dan Peroni of Heineken.
 Laat het licht, de nacht, de geluiden, de geuren, de vergezichten, het water, de kaas en de wijn in je dringen, geef je er aan over.
 Hé Jan-Paul, zo kan ie wel weer, denk je niet? Ik blijf je schrijven. Don’t bother to write me, want je bent op/met vakantie. Rucola groeit gewoon tussen het gras.

In vriendschap,

Geerten Meijsing.’

Jan-Paul van Spaendonck

Geen opmerkingen:

Een reactie posten